Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2023/017

Datum uitspraak:
11/04/2023
Artikel:
50, 51 Pbw
Samenvatting:
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie. Klager vindt onder andere dat de disciplinaire straf te hoog is. De beklagcommissie is van oordeel dat uit de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf niet blijkt op welke wijze de directeur tot de strafmaat van vijf dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie is gekomen. De klacht wordt in zoverre gegrond verklaard. De beklagcommissie ziet op grond van dit formele gebrek geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager, nu de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Onder verwijzing naar het RSJ-advies ‘Disciplinair straffen en afzonderen in detentie’ van 14 januari 2022, geeft de beklagcommissie de directeur mee meer aandacht te besteden aan de motivering van de strafmaat.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE PENITENTIAIRE INRICHTINGEN ROTTERDAM, LOCATIE DE SCHIE

Uitspraak op het klaagschrift als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), ingekomen bij de beklagcommissie op 20 januari 2023, van de gedetineerde:

[…], verblijvende in bovenvermelde inrichting,

betreffende: disciplinaire straf.

  1. Het verloop van de procedure

1.1

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift;
  • de schriftelijke reactie van de directeur van 16 februari 2023;
  • een afschrift van het rapport van 16 januari 2023;
  • een afschrift van de beslissing van 16 januari 2023, waarbij aan klager een disciplinaire straf is opgelegd.

1.2

De mondelinge behandeling van het klaagschrift vond plaats op 30 maart 2023. Daarbij waren aanwezig klager en de directeur.

  1. De standpunten van partijen

2.1

Bij beslissing van 16 januari 2023 heeft de directeur aan klager een disciplinaire straf opgelegd van 5  dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie. Daaraan heeft de directeur ten grondslag gelegd dat in de cel van klager in diens jaszak 0,3 gram hasj is aangetroffen.

2.2

Klager stelt dat de straf te hoog is nu hij niet wist dat er hasj in zijn jaszak zat.
 

  1. De beoordeling

3.1

Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Pbw deelt, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mede. 

Ingevolge artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, de disciplinaire straffen opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken.

3.2 

Klager vindt dat de disciplinaire straf te hoog is buiten het feit dat hij niet wist dat de jas contrabande bevatte. Volgens klager was de jas niet van hem, maar van zijn broer. Verder stelt klager dat hij zich correct gedraagt. Tot slot stelt klager ook dat sommigen een voorwaardelijke straf of minder krijgen voor dit vergrijp.

De directeur heeft aan de disciplinaire straf ten grondslag gelegd dat 0,3 gram hasj is gevonden in een jaszak van een jas die aan klager toebehoort. Specifieke motivering omtrent de hoogte van de straf ontbreekt.

Met het invoeren van de Wet straffen en beschermen en het vervallen van de Landelijke Sanctiekaart staat de persoonsgerichte aanpak centraal binnen het sanctiebeleid. Dit houdt in dat ook bij de oplegging van een disciplinaire straf sprake dient te zijn van maatwerk, kijkend naar de persoon van de gedetineerde, naar de (ontstane) situatie in de inrichting/afdeling, het regime, een eventueel slachtoffer, enzovoort. Daarbij komt het altijd aan op een goede, deugdelijke motivering van de strafmaat. Uit de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf blijkt niet op welke wijze de directeur tot de strafmaat van 5 dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte, zonder televisie is gekomen. Het beklag zal in zoverre gegrond worden verklaard.

De beklagcommissie ziet op grond van dit formele gebrek echter geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager, nu klager op zich verantwoordelijk moet worden gehouden voor de goederen die hij onder zich had. Klager betwist niet dat in zijn jas een (kleine) hoeveelheid hasj is gevonden. Met de toelichting ter zitting door de directeur dat de hoogte van de straf is gelegen in het feit dat voor kleine hoeveelheden contrabande deze straf wordt opgelegd en dat niet is gebleken van omstandigheden waarom daarvan afgeweken zou moeten worden. Gelet hierop kan de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hiermee is het beklag ten aanzien van het opleggen van een disciplinaire straf van 5 dagen in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie ongegrond.

3.3

Onder verwijzing naar het RSJ-advies ‘Disciplinair straffen en afzonderen in detentie’, van 14 januari 2022, geeft  de beklagcommissie de directeur mee meer aandacht te besteden  aan de motivering van de strafmaat. Mede gelet op de persoonsgerichte aanpak die de wetgever thans voorstaat. De RSJ adviseert voor de toepassing van disciplinaire straffen dat PI-directeuren (gezamenlijk) indicatie-punten ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met de persoon van de gedetineerde en de aard van het ongewenste gedrag.

‘Veelvoorkomend ongewenst gedrag moet benoemd worden met een bandbreedte voor disciplinaire strafmogelijkheden. Daar moeten strafverzachtende (een eerste keer, verantwoordelijkheid nemen, zelfinzicht, excuses, enzovoort) en strafverzwarende omstandigheden (leidende rol, eerdere waarschuwing of disciplinaire straf, enzovoort) in worden meegenomen.’ Hierbij verwijst de RSJ tevens naar ‘DJI Informatieblad Sanctiebeleid 2021’.

  1. De beslissing

De beklagcommissie,

  • verklaart het beklag ten aanzien van de beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf,  voor zover dat zich richt tegen de motivering van de strafmaat, gegrond;
  • bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt vastgesteld;
  • verklaart het beklag ten aanzien van de beslissing om klager een disciplinaire straf van 5 dagen in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie op te leggen ongegrond.


Deze uitspraak is gegeven door de beklagcommissie, bestaande uit mr. P.H. de Bruin, voorzitter, E. Rambaldo-Zegers de Beijl en mr. T. Gümüş, leden, in tegenwoordigheid van C. Groenewegen, secretaris, op 11 april 2023.

Er is door de directie beroep ingesteld bij de RSJ onder kenmerk 23/33207/GA.