Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2019/002

Datum uitspraak:
29/01/2019
Artikel:
56 Bvt; 10, eerste lid van de Tabaks- en rookwarenwet; 4 onder 4 van bijlage 4 van de huisregels, de Bezoek- en telefoonregeling
Samenvatting:
Klager dient een klacht in over de schending van het rookbeleid binnen de kliniek. De klacht is gericht tegen de weigering van het hoofd van de inrichting om te voldoen aan klagers verzoeken om andere en/of meer maatregelen te nemen ter voorkoming van de overlast die klager ondervindt van de rook die de medeverpleegden op de afdeling veroorzaken. De kliniek voert aan dat er in voldoende mate rekening wordt gehouden met de belangen van niet-rokers. Ook zijn er volgens de kliniek voldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat klager hinder ondervindt van de rook afkomstig uit de kamer van medepatiënten. De beklagcommissie overweegt dat uit artikel 4 onder 4 van bijlage 4 van de huisregels, de Bezoek- en telefoonregeling, blijkt dat bij het ontvangen van bezoek op de eigen kamer, de kamerdeur open dient te blijven (op een kier van ongeveer 10 centimeter). De beklagcommissie is van oordeel dat deze huisregel op gespannen voet staat met de inspanningen die de kliniek dient te verrichten om de niet-roker zoveel mogelijk te beschermen tegen tabaksrook. Ook is niet gebleken dat de kliniek extra maatregelen heeft getroffen om overlast te voorkomen. De beklagcommissie verklaart het klaagschrift gegrond en stelt de tegemoetkoming vast op € 10,=.
Uitspraak:

 

De beklagcommissie van de Commissie van Toezicht bij de P.I […], locatie […], te […]

De beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij de […] heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:

[…], verder te noemen klager, ten tijde van het indienen van het klaagschrift verblij­vende in P.I. […].

De stukken

  • Een klaagschrift, gedateerd 10 september 2018, ontvangen door het secretariaat op 14 september 2018, waarin klager zich beklaagt over het niet handhaven van een rookvrije leef-, woon- en
    werkomgeving.

  • Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van het hoofd van de inrichting van genoemde inrichting, gedateerd 24 oktober 2018, aan de beklagcommissie toegezonden. De inhoud is weergegeven onder ‘Standpunt van het hoofd van de inrichting’.

 

De inhoud van voormelde stukken wordt als hier ingelast be­schouwd.

 

De mondelinge behandeling van het beklag heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2018. Hierbij waren aanwezig:

klager;

namens de kliniek […] (jurist) en […] (manager behandelafdeling).


Standpunt van klager
Klager dient wederom een klacht in over de schending van het rookbeleid binnen de kliniek. Klager heeft een uitgebreid klaagschrift ingediend hetgeen hier als aangehaald wordt beschouwd (aangehecht).

Door klager is aangevoerd dat de kliniek de beklagcommissie valse informatie verstrekt over het rookbeleid. Volgens klager staan en zitten er elke dag mensen op hun kamer te roken met de deur open en regelmatig zitten er meerdere patiënten in één kamer te roken. Dit terwijl de kliniek beloofd had dat dit niet mocht en strenger zou controleren op het naleven van deze regel.

Klager merkt op dat er in de afdelingsregels niets staat over het roken met de kamerdeur dicht, ook wordt het beleid ‘roken met de deur dicht’ niet nageleefd, verder stelt klager dat controle door het personeel zoals het aanspreken van patiënten die roken met de deur open niet wordt opgepakt. Zelfs nadat klager sociotherapie aansprak over de ergernissen over het niet naleven van het beleid is er niets gebeurd.
Klager vraagt de beklagcommissie zorg te dragen voor een rookvrije omgeving, want dit schrijft de wet voor. Men mag roken op zijn kamer mits er wordt voldaan aan alle voorwaarden. De beklagcommissie dient hiernaar onderzoek te doen naar klagers mening, omdat volgens klager het niet klopt hetgeen de kliniek beweert. Het is niet juist dat rook wordt afgezogen door een afzuiger in de douche en dat de rook wordt opgezogen door een ventilatiesysteem dat op de gang aanwezig is, mocht er rook uit een kamer ontsnappen. Klager zegt ernstig last te hebben van de rook en wil dat er wat aan gedaan wordt. Ook staat de ventilatie niet standaard aan zoals gezegd wordt, maar moet deze worden aangezet op kantoor.
Klager heeft gezondheidsklachten door het roken en is bang ernstig ziek te worden.

Klager heeft ter zitting aanvullend aangevoerd dat het beroep inzake de eerdere klacht nog loopt. Hij is opnieuw in beklag gegaan, omdat men zich niet aan de voorwaarden houdt. Ook mag men thans als er bezoek is met de kamerdeur open roken. Anders dan de beklagcommissie eerder besloot is klager daarom van mening dat de kliniek niet voldoende doet. Op zijn afdeling […] zitten 12 personen en hij is de enige die niet rookt. Daarom heeft hij gevraagd aan de maandcommissaris om de afdeling te bezoeken.

Klager zegt verder dat de overlast erger is geworden, omdat er wordt gerookt in de gangen en het personeel rookt in de kamers. Volgens klager is het geen dilemma voor de kliniek, het belang van een individu bij het toestaan van het roken met een open deur en het belang van de veiligheid ingeval een roker bezoek ontvangt in zijn kamer. Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden en ook is het onzin dat er alles aan wordt gedaan om overlast te voorkomen. In de eigen kamer wordt het gedoogd, daar kan de directie iets aan doen. Verder is de afzuiging onvoldoende. Steekt iemand een sigaret op dan kun je binnen de kortste tijd aan het eind van de gang meeroken. Bovendien is er geen toezicht omdat personeel op kantoor blijft zitten.

Standpunt van het hoofd van de inrichting

Klager stelt dat de regel dat patiënten met de deur dicht dienen te roken, niet wordt nageleefd. Klager is van mening dat hiermee zijn recht op een rookvrije verblijfsomgeving wordt geschonden.


Op grond van artikel 10, eerste lid van de Tabaks- en rookwarenwet dient de kliniek een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. Artikel 6.2 eerste lid van het Besluit uitvoering Tabakswet regelt de uitzondering op het rookverbod, als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Tabaks- en rookwarenwet. Onder a. van dit artikel is vermeld dat de verplichting niet geldt in ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Nu de kamer van patiënten wordt aangemerkt als een dergelijke ruimte, kan de directeur de patiënten dus niet verbieden om op de eigen kamer te roken (16/3548/GA). Wel kan van de directeur worden verwacht dat hij daadwerkelijk naar oplossingen zoekt om de belangen van niet-rokers te beschermen.

Klager stelt dat de afzuiging op de patiëntengang niet standaard aan, maar uit staat. Uit navraag bij de manager beheer en veiligheid en de technische dienst, is het volgende gebleken. Iedere afdeling heeft twee verschillende afzuigsystemen. Ten eerste is iedere patiëntenkamer in de kliniek voorzien van een afzuigsysteem welke standaard aan staat. Dit systeem loopt via de doucheruimtes van de kamers. In de deur naar de doucheruimtes is een ventilatierooster aangebracht, waardoor vervuilde lucht vanuit de kamer voortdurend wordt afgezogen. De verse lucht komt via het raam binnen indien de deur is gesloten en de roosters van het raam openstaan en dus de instromende lucht niet gehinderd wordt. De afgezogen lucht wordt vervolgens via een metalen buis rechtstreeks afgevoerd naar buiten.

Daarnaast is de gang waaraan de patiëntenkamers zijn gelegen op iedere afdeling eveneens voorzien van een afzuigsysteem. Wanneer de deur naar een patiëntenkamer wordt geopend en er komt vervuilde lucht uit deze kamer, dan wordt deze lucht afgezogen door dit afzuigsysteem en eveneens rechtstreeks naar buiten afgevoerd. Tijdens het gesprek met de maandcommissaris op 24 juli 2018 is eveneens gesproken over het afzuigsysteem en dat deze niet op de hoogste stand staat, terwijl dit wel mogelijk zou zijn. Naar aanleiding hiervan is de voormalig manager behandelafdeling met de manager Beheer en Veiligheid en een medewerker van de Technische Dienst in gesprek gegaan. Daaruit bleek dat de afzuiging twee standen kent: 0 (standaard) en 1 (calamiteitenstand). De afzuiging kan wel hoger worden gezet, maar dit is geen onwenselijke situatie. Deze afzuiging in de gang van de patiëntenkamers staat in de regel op 0 (standaard). Deze afzuiging haalt zijn lucht via de roosters in de woonkamer binnen. Dit afzuigsysteem dient enkel en alleen in geval van calamiteiten, zoals sterke rookontwikkeling bij brand, op de calamiteitenstand worden gezet. Bovendien wordt, wanneer de afzuiging op de hoogste stand staat, onvermijdelijk de (rook)lucht in patiëntenkamers de patiëntengang op getrokken. Al met al, dient de hoogste stand van het afzuigsysteem enkel te worden ingezet bij calamiteiten en is niet bedoeld voor de gebruikelijke luchtafzuiging.

Uit navraag bij de directie, de manager behandelafdeling en sociotherapie is daarnaast het volgende gebleken. Op de behandelafdeling waar klager verblijft is het, op grond van voornoemde wet- en regelgeving, toegestaan voor patiënten om te roken op de eigen kamer. Voorwaarde hierbij is dat de kamerdeur gesloten is. Het sociotherapeutisch team van klager geeft uitdrukkelijk aan zich niet te herkennen in de stelling van klager dat het beleid 'roken met de deur dicht' niet zou worden gehandhaafd. Het team geeft aan dat zij amper rooklucht ervaren en er vrijwel nooit patiënten hoeven aan te worden gesproken op deze regel. Er is één medepatiënt waarvan bekend is dat hij deze regel sporadisch overtreedt. Het personeel heeft hier extra aandacht voor. Als een overtreding van het rookbeleid wordt opgemerkt door het personeel of gemeld wordt door een patiënt, dan treedt het personeel hier direct tegen op door de desbetreffende patiënt daarop aan te spreken.

Het personeel is extra alert op schendingen van rookbeleid, reeds sinds zij kennis hebben genomen van de klacht van klager met kenmerk […]. Het rookbeleid en de handhaving hiervan is regelmatig onderwerp van gesprek binnen het sociotherapeutisch team. Zo is ook recentelijk besloten dat het onderwerp rookbeleid een vast agendapunt dient te zijn tijdens de wekelijkse huiskamerbespreking.

Omwille van het bovenstaande is de kliniek van mening dat er in voldoende mate rekening wordt gehouden met de belangen van niet-rokers. Voorts zijn er voldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat klager hinder ondervindt van de rook afkomstig uit de kamer van medepatiënten.
Verzocht wordt daarom de klacht ongegrond te verklaren.

[…] merkt ter zitting op te ontkennen dat personeel in de kamer van een patiënt rookt. Zou dit gebeuren dan heeft dit personeelslid een probleem. Ook deelt hij mede dat er altijd een personeelslid in de huiskamer aanwezig is.  […] zegt ook niet zo naïef te zijn te denken dat er nooit iets gebeurt. Ook mogen patiënten bij elkaar in de kamer komen het is dan mogelijk te roken met de deur dicht.

Ingeval een patiënt bezoek krijgt dan mag de deur niet dicht in verband met de belangen van het bezoek en van de patiënten. Wij willen als kliniek kunnen horen en zien wat er in de kamer gebeurt.

Ter zitting wordt door […] aanvullend opgemerkt, namens de kliniek, dat het niet is toegestaan om patiënten te verbieden te roken in de eigen kamer. Ten aanzien van de regel dat met bezoek de deur van de patiëntenkamer open dient te blijven heeft de kliniek het belang van de veiligheid groter geacht dan het belang van niet roken. Is er bezoek dan is het personeel extra alert op rookoverlast.

Uitsluitend roken op de patio is lastig, omdat dit arbeidsintensief is voor het personeel. Er is gekozen voor veiligheid, maar we zijn ons bewust van de problemen voor het individu. De kliniek blijft op het standpunt dat er geen overlast is. Het is voor de kliniek niet doenlijk iemand om iemand continu als een politieagent neer te zetten. Wel wordt er continu op gestuurd.

Beoordeling

De beklagcommissie overweegt het volgende.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag.

Allereerst staat ter beoordeling of klagers klacht gericht is tegen een door of namens het hoofd van de inrichting genomen beslissing als bedoeld in artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt). Naar het oordeel van de beklagcommissie is klagers klacht gericht tegen de weigering van het hoofd van de inrichting om te voldoen aan klagers verzoeken om andere en/of meer maatregelen te nemen ter voorkoming van de overlast die klager ondervindt van de rook die de medeverpleegden op de afdeling veroorzaken. Door die weigering is, zo stelt klager, zijn aan (artikel 10 van) de Tabaks- en rookwarenwet te ontlenen recht op een rookvrije verblijfsruimte geschonden.

Gezien het vorenstaande ziet klagers klacht op een beslissing – ingevolge artikel 56, vijfde lid, Bvt
wordt een weigering om te beslissen gelijkgesteld met een beslissing – van het hoofd van de inrichting die een vermeende beperking inhoudt van klagers recht op een rookvrije verblijfruimte, zodat klager op grond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid onder e, Bvt ontvankelijk is in zijn beklag.


Ten aanzien van de gegrondheid van het beklag.

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de uitspraken van de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over dit onderwerp.

Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Tabaks-en rookwarenwet dient een rookverbod ingesteld, aangeduid en gehandhaafd te worden in onder meer TBS instellingen. Op grond van het tweede lid van dit artikel kunnen beperkingen worden aangebracht, waarbij onder meer kan worden bepaald dat het rookverbod niet geldt voor onder andere ruimten in gebouwen.
Uit de Memorie van toelichting bij de Tabaks- en rookwarenwet volgt dat een van de doelstellingen van de wet is de bescherming van de niet-roker tegen tabaksrook.

Artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit uitvoering Tabakswet regelt de uitzondering op het rookverbod als bedoeld in artikel 10 van de Tabaks- en rookwarenwet: Onder a. van dit artikel is vermeld dat de verplichting niet geldt in ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer.
De Nota van toelichting bij het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten licht toe dat een verblijfsruimte van een inrichting als privé wordt aangemerkt.

Uit de hierboven vermelde in de inrichting geldende regelgeving volgt dat enerzijds beoogd dient te worden niet-rokers te beschermen tegen tabaksrook en dat het tevens medeverpleegden is toegestaan om te roken in hun eigen verblijfsruimte.

De beklagcommissie is gebleken dat er binnen de inrichting de patiëntenkamers zijn voorzien van een afzuigsysteem ook is de gang waaraan de patiëntenkamers zijn gelegen voorzien van een afzuigsysteem. De beklagcommissie merkt hierbij op in juli 2018 door een maandcommissaris onderzoek te hebben laten doen naar de afzuigingssystemen binnen de kliniek.

Uit de Huisregels blijkt dat er binnen de inrichting een rookbeleid is vastgesteld, waarbij het is toegestaan dat patiënten op hun eigen kamer en op de patio mogen roken, tenzij daaraan in het belang van de orde en veiligheid beperkingen worden gesteld. Daarnaast geldt binnen de kliniek een algeheel rookverbod.

Door de beklagcommissie is in de eerdere zaak van klager met nummer […] het onderstaande specifiek overwogen.

“Uit de inlichtingen van de inrichting blijkt dat het personeel van klagers afdeling extra aandacht had voor deze situatie en de medepatiënten er op gewezen heeft dat niet in de deuropening mag worden gerookt en alleen met de kamerdeur gesloten. Daarnaast is het personeel verteld dat er voor hen een algeheel rookverbod geldt, ook op de kamers van patiënten.

De beklagcommissie erkent het belang van het kunnen verblijven op een rookvrije afdeling en heeft begrip voor klagers ongenoegens over voornoemde situatie. Desondanks is zij, ook nu aannemelijk is dat klager hinder kan hebben van het roken van anderen, van oordeel dat in redelijkheid niet kan worden geoordeeld dat het hoofd van de inrichting niet voldoende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat verpleegden op de afdeling hinder ondervonden van de rook.

De beklagcommissie overweegt dat de inrichting dient toezicht te houden op de zeer strikte toepassing van het rookbeleid. Klager heeft onvoldoende aangetoond dat de kliniek hierin in gebreke is gebleven.

Gezien het vorenstaande zal de beklagcommissie het beroep ongegrond verklaren.”

De beklagcommissie is gebleken dat sinds 1 augustus 2018 de huisregels zijn gewijzigd. Dit is ook bevestigd ter zitting. In de huisregels is thans het volgende opgenomen:
“Wanneer u bezoek op uw kamer ontvangt dan verzoekt de kliniek u om zo min mogelijk te roken om zo eventuele hinder van rook voor medepatiënten te beperken. Alleen bij ontvangst van bezoek mag met de deur open worden gerookt.”
Ter zitting is namens de kliniek medegedeeld dat in het belang van de orde en de veiligheid en met name het laatste de kamerdeur ingeval van bezoek open dient te blijven. Ook indien er wordt gerookt.

 Al eerder is vastgesteld dat aannemelijk is dat klager hinder kan hebben van het roken van anderen. De vraag is of door de wijziging in de huisregels in redelijkheid kan worden geoordeeld dat het hoofd van de inrichting niet voldoende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat verpleegden op de afdeling hinder ondervinden van de rook.

Door klager is opgemerkt dat hij de enige niet-roker is op zijn afdeling. Van de zijde van de kliniek is opgemerkt dat zij een belangenafweging heeft gemaakt tussen enerzijds het belang om de patiënten te beschermen tegen de tabaksrook van medepatiënten en anderzijds het belang van de veiligheid. Door de kliniek is voor het laatste gekozen.

De beklagcommissie overweegt dat uit artikel 4 onder 4 van bijlage 4 van de huisregels, de Bezoek- en telefoonregeling, blijkt dat bij het ontvangen van bezoek op de eigen kamer, de kamerdeur open dient te blijven (op een kier van ongeveer 10 centimeter). Als een patiënt tijdens bezoek op eigen kamer wil roken (en wellicht het bezoek ook), dient dit dus te gebeuren met de deur op een kier van tenminste ongeveer 10 centimeter. De beklagcommissie is van oordeel dat deze huisregel op gespannen voet staat met de inspanningen die de kliniek dient te betrachten teneinde zoveel als mogelijk de niet-roker te beschermen tegen tabaksrook.

Voorts is de beklagcommissie niet gebleken dat de kliniek extra maatregelen heeft getroffen om de overlast die kan ontstaan door het tijdens bezoektijden met open deur roken op de patiëntenkamers te beperken. Er is de beklagcommissie niet gebleken dat er andere of meer maatregelen zijn getroffen dan in de situatie dat de patiënten de deur dicht dienen te houden als ze op hun kamer roken.

Naar het oordeel van de beklagcommissie kan gelet op het vorenstaande niet gezegd worden dat het hoofd van de inrichting voldoende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat klager hinder heeft ondervonden van het roken door anderen in de specifieke situatie dat anderen op de eigen kamer tijdens het ontvangen van bezoek roken met geopende deur.

De beklagcommissie zal het beklag daarom gegrond verklaren en bepalen dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart het klaagschrift gegrond  en stelt de tegemoetkoming vast op € 10,=.

Aldus gegeven op 29 januari 2019 door de beklagcommissie: […], voorzitter, […] en […], leden, in tegenwoordigheid van […], secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. 

De RSJ heeft het beroep van de directeur op 19 juli 2019 ongegrond verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigd met aanvulling van de gronden (R-19/2867/TA).