Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2018/030

Datum uitspraak:
26/11/2018
Artikel:
50 lid 1, 51 en 60 Pbw
Samenvatting:
Klaagster klaagt erover dat zij een disciplinaire straf, inhoudende dat zij twee weken niet mag deelnemen aan de arbeid, opgelegd heeft gekregen. Deze straf heeft zij opgelegd gekregen, omdat zij weigerde deel te nemen aan de verplichte activiteit arbeid. Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij zich op de betreffende dag ziek heeft gemeld, omdat ze ’s nachts veel moest overgeven en veel pijn had. Dit zijn dezelfde klachten als die ze had voordat zij twaalf keer geopereerd is aan kanker. Volgens de directie heeft klaagster deze straf opgelegd gekregen, omdat de verpleegkundige heeft geoordeeld dat klaagster niet ziek was en kon gaan werken. Volgens klaagster heeft de verpleegkundige deze conclusie zonder enig onderzoek getrokken. De beklagcommissie overweegt dat de rapportage van de verpleegkundige alleen de bevindingen van de verpleegkundige en geen beslissing van de arts inhoudt. De beklagcommissie acht dat niet voldoende om de beslissing om een disciplinaire straf op te leggen van 14 dagen uitsluiting van arbeid te dragen en acht de klacht gegrond.
Uitspraak:

De beklagcommissie van de Commissie van Toezicht bij de P.I […], locatie […], te […].

De beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij de […] heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:

[…], verder te noemen klaagster, ten tijde van het indienen van het klaagschrift verblijvende in P.I. […].

De stukken
- Een klaagschrift, gedateerd 12 juli 2018, met een aanvulling daarop van 24 juli 2018, dat op 26 juli 2018 bij het secretariaat van de commissie van toezicht is ontvangen. Klaagster klaagt over de haar op 12 juli 2018 ten onterechte opgelegde disciplinaire straf (klacht 1). Daarnaast klaagt klaagster er over dat de verpleegkundige haar ten onrechte als niet ziek heeft beoordeeld (klacht 2).
- Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de directie van genoemde inrichting, gedateerd 22 augustus 2018, aan de beklagcommissie overgelegd, waarvan de inhoud bij het standpunt van de directie is weergegeven met als bijlage:
   - de beschikking disciplinaire straf d.d. 12 juli 2018;
   - het schriftelijk verslag d.d. 11 juli 2018 van rapporteur […].
- Een e-mail bericht d.d. 2 augustus 2018 waarin […], advocaat te […], zich stelt als raadsman van klaagster.
De inhoud van voormelde stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

Op 4 september 2018 heeft de mondelinge behandeling van het beklag plaatsgevonden. Aanwezig waren
- klaagster, bijgestaan door haar raadsman;
- namens de directie, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en […] juridisch medewerker.

Mw. […] heeft als maandcommissaris met klaagster gesproken over de klacht. Klaagster, haar raadsman en de directie hebben desgevraagd gemeld geen bezwaar te hebben tegen deelname van de maandcommissaris als bijzitter tijdens deze beklagzitting.

Standpunt van klaagster en haar raadsman
Klaagster heeft op 12 juli 2018 een disciplinaire straf opgelegd gekregen, inhoudende dat zij twee weken niet mag deelnemen aan de arbeid. Klaagster verblijft sinds 12 april 2018 in de P.I. en zij is heel vaak bij de medische dienst geweest in verband met haar pijnklachten, medicatie en controle in het ziekenhuis. Pas na 14 weken heeft zij, met de hulp van de psychiater, de juiste medicatie verkregen. Ze heeft het gevoel al die tijd niet serieus te zijn genomen. Na twaalf operaties is zij een jaar geleden kankervrij verklaard en sinds ca. 9 maanden ervaart ze dezelfde pijnklachten als voor de operaties.
Ze had zich op 11 juli 2018 ziek gemeld omdat ze ’s nachts veel moest overgeven en veel pijn had. De verpleegkundige heeft zonder enig onderzoek geconcludeerd dat ze niet ziek was en kon werken. Toen klaagster dit weigerde is er een rapport opgemaakt en heeft ze een disciplinaire straf opgelegd gekregen. Klaagster voelt zich op veel punten verwaarloosd en niet gehoord.

Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft de raadsman van klager zich op het standpunt gesteld dat de verpleegkundige niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de medische klachten van klaagster. Het moet bekend worden geacht dat klaagster is hersteld van kanker en dat zij zware medicatie krijgt via de specialist in het ziekenhuis, waaronder Tramadol in verband met de nog steeds aanwezige pijn die zij ervaart. Die dag had klaagster veel pijn en kon ze niet werken. Door de verpleegkundige is te weinig onderzoek gedaan. Zij heeft gesteld dat klaagster geen koorts had en daarom kon gaan werken.
Omdat klaagster niet is gaan werken is haar vervolgens een disciplinaire straf opgelegd. Nu klaagster zich op het standpunt stelt dat zij niet in staat was om te werken, had deze straf niet opgelegd mogen worden. 
 
Standpunt van de directie
De directie voert aan dat uit onderzoek is gebleken dat klaagster weigerde deel te nemen aan de verplichte activiteit arbeid. Zij is gesanctioneerd met 14 dagen uitsluiting van deelname aan de activiteit arbeid.
Ter zitting heeft de directie gemeld dat klaagster inderdaad bekend is bij de medische dienst.

De beoordeling
De directie stelt dat uit onderzoek is gebleken dat klaagster weigerde deel te nemen aan de verplichte activiteit arbeid. De beklagcommissie overweegt dat de directie deze beslissing heeft genomen naar aanleiding van het rapport van 11 juli 2018 waarin staat vermeld dat klaagster is gezien door de verpleegkundige die aangaf dat zij klaagster niet ziek vond. Uit de rapportage is niet op te maken of de verpleegkundige de arts heeft geraadpleegd en/of overleg met de arts heeft gehad. De directie heeft hier ook niets over verklaard ter zitting.
Hoewel de beklagcommissie zich inhoudelijk niet mag uitlaten over de medische klacht van klaagster, omdat hiervoor een andere weg namelijk bij de medisch adviseur openstaat, is zij van mening dat de rapportage, die uitsluitend betrekking heeft op de bevindingen van de verpleegkundige en geen beslissing van de arts inhoudt niet voldoende is om de beslissing om een disciplinaire straf op te leggen van 14 dagen uitsluiting van arbeid te dragen.
De beklagcommissie acht de klacht daarom gegrond en kent klaagster een tegemoetkoming van
€ 30,00 toe.

Ten overvloede merkt de beklagcommissie op dat de klacht op 26 juli 2018 is doorgezonden naar de medische dienst voor inhoudelijke behandeling. 
 
BESLISSING
De beklagcommissie:
- verklaart klacht 1 gegrond;
- bepaalt dat aan klaagster daarvoor een tegemoetkoming toekomt van € 30,00 (zegge dertig euro);
- verklaart het klacht 2 niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven op 26 november 2018, door mr. […], voorzitter, mw. […] en mw. […], leden, in tegenwoordigheid van […], secretaris.