Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/043

Datum uitspraak:
25/01/2016
Artikel:
60 en 16 Pbw
Samenvatting:
De beklagcommissie stelt vast dat de directeur klaagster na een periode van dubbelplaatsing in een enkele cel heeft geplaatst. Klaagster beklaagt zich over deze plaatsing omdat zij bang is alleen op cel. De directeur heeft voorafgaand aan dit besluit gezocht naar een passende celgenoot, maar deze is niet gevonden. De beklagcommissie stelt ook vast dat de psycholoog een enkelcelplaatsing met nachtcontrole passend vond. De beklagcommissie constateert dat de wetgever de directeur voor wat betreft het onderbrengen van gedetineerden een ruime bevoegdheid heeft toegekend. Nu in overeenstemming met de wet is gehandeld en geen contra-indicatie was afgegeven aangaande de plaatsing van klaagster in een eenpersoonscel, is de beklagcommissie van oordeel dat de directeur tot enkelplaatsing kon besluiten. Klacht ongegrond. Klaagster is in beroep gegaan en dat beroep is ongegrond verklaard met verbetering van gronden.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE P.I. […]

De beklagcommissie heeft kennis genomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:

[…], verder te noemen klaagster.

Het klaagschrift is gericht tegen de plaatsing van klaagster in een eenpersoonscel.

De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klaagster heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

Op 13 januari 2016 is de klacht behandeld ter zitting van de beklagcommissie. Hierbij zijn klaagster, de vervanger van haar advocaat dhr. mr. […] en dhr. […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, verschenen.

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:
- Klaagschrift, gedateerd 5 november 2015 en bij het secretariaat ingekomen op 6 november 2015;
- Schriftelijke reactie van de directeur, gedateerd 27 november 2015;
- Het verhandelde ter zitting, hieronder kort uiteengezet.

Standpunt klaagster
Klaagster is het niet eens met de plaatsing op een eenpersoonscel. In het verleden heeft de psycholoog juist bepaald dat het goed voor klaagster is als zij een celgenoot heeft. Klaagster heeft in de vijftien maanden die zij in detentie verblijft slechts éénmaal een probleem heeft gehad met een celgenoot. De advocaat benadrukt dat het, zoals in het verweer is opgenomen, dus niet zo is dat klaagster vaker problemen met celgenoten heeft gehad.

Klaagster verklaart dat zij op de dag van overplaatsing van de arbeid werd geroepen en dat zij terug naar haar afdeling moest. Daar vertelde een piw’er dat zij haar spullen moest pakken en dat zij van afdeling Q naar afdeling B werd overgeplaatst naar een eenpersoonscel. Het was klaagster onduidelijk wat de reden van de overplaatsing was. Klaagster verklaart bang te zijn als zij alleen op cel verblijft. Dit heeft zij ook aangegeven bij de psycholoog, waarna is besloten tot extra nachtcontrole. Dat is echter geen mogelijkheid om te praten.

Klaagster verklaart dat zij, wanneer zij bang is, naar het afdelingspersoneel gaat, omdat zij graag met iemand wil praten. Zij antwoorden dan dat ze het druk hebben en geen tijd hebben om met haar te praten. Klaagster wordt vervolgens aangeraden dat als zij bang is, zij een verzoek kan doen om de psycholoog te spreken. Het duurt dan vervolgens twee weken voordat klaagster met de psycholoog kan spreken.

De advocaat begrijpt dat de directeur op basis van de wet bevoegd is om een verblijfsruimte toe te wijzen. Echter, de advocaat acht het in een geval als bij klaagster, zeker wanneer de psycholoog wisselende inzichten heeft, van belang dat zorgvuldig naar de situatie gekeken wordt. Verder geeft de advocaat aan dat hij naar aanleiding van de overplaatsing heeft geprobeerd in overleg te treden met de inrichting, maar dat het hem niet is gelukt om hierover met iemand verder te overleggen om te bezien of het probleem op die manier kon worden opgelost.  

Standpunt van de directeur
De directeur stelt dat hij wettelijk bevoegd is om klaagster een verblijfsruimte toe te wijzen. De wet voorziet er niet in dat er onderhandeld wordt met wie de betreffende gedetineerde op cel wilt. Het is praktisch onmogelijk om met ieders wensen rekening te houden bij het toewijzen van een verblijfsruimte. Verder legt de directeur uit dat er op afdeling B alleen eenpersoonscellen zijn. De directeur legt uit dat de capaciteitsindeling binnen de inrichting in Den Haag wordt bepaald.

De psycholoog heeft in eerste instantie geadviseerd om klaagster dubbel op cel te plaatsen. Indien mogelijk volgt de directeur dit advies op. De directeur heeft verhalen gehoord hoe klaagster zich als celgenoot gedraagt. Voorts verklaart de directeur dat hij weliswaar heeft gezocht naar een celgenoot, maar dat geen passende celgenoot werd gevonden. Uiteindelijk heeft de directeur klaagster, zonder dat een incident hiervoor de aanleiding vormde, op een eenpersoonscel geplaatst. Na deze enkelplaatsing is de zoektocht naar een celgenoot gestopt. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat de psycholoog niet meer heeft geadviseerd klaagster dubbel op cel te plaatsen. Omdat geen passende celgenoot voor klaagster werd gevonden, heeft de psycholoog binnen deze situatie gekeken wat er moest gebeuren, waarna tot nachtcontrole is besloten.

Beoordeling
Klaagster heeft haar beklag gedaan binnen de wettelijke termijn en gegrond op artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), zodat zij ontvankelijk is in haar beklag. Ingevolge artikel 16 lid 1 Pbw bepaalt de directeur de wijze van onderbrenging van gedetineerden.

De beklagcommissie stelt vast dat de directeur klaagster na een periode van dubbelplaatsing op 4 november 2015 enkel op cel geplaatst. Klaagster beklaagt zich over deze beslissing en wil graag dubbel op cel verblijven, aangezien zij bang is alleen op cel. De beklagcommissie stelt vast dat de directeur voorafgaande aan bovenstaand besluit heeft gezocht naar een passende celgenoot, maar dat deze uiteindelijk niet is gevonden. Verder stelt de beklagcommissie vast dat de psycholoog aanvankelijk adviseerde om klaagster dubbel op cel te plaatsen. Dit advies is nadien aangepast, waarbij de psycholoog met oog op de angst van klaagster een enkelcelplaatsing met nachtcontrole ook passend vond.

De beklagcommissie constateert dat de wetgever de directeur voor wat betreft het onderbrengen van gedetineerden een ruime bevoegdheid heeft toegekend. In casu heeft de directeur van deze toegekende bevoegdheid gebruik gemaakt door klaagster enkel op cel te plaatsen. Nu in overeenstemming met de wet is gehandeld en geen contra-indicatie was afgegeven aangaande de plaatsing van klaagster in een eenpersoonscel, is de beklagcommissie van oordeel dat de directeur tot enkelplaatsing kon besluiten. Derhalve verklaart de beklagcommissie de klacht van klaagster ongegrond.

Ten overvloede merkt de beklagcommissie het volgende op.
Hoewel begrijpelijk is dat niet in elke situatie persoonlijke uitleg over de plaatsing mogelijk is, had het in deze specifieke situatie, waarin klaagster heeft aangegeven dat zij angst heeft om alleen op cel te zitten en de psycholoog aanvankelijk het advies heeft gegeven om haar op een dubbelcel te plaatsen, in de lijn gelegen om deze beslissing nader aan klaagster toe te lichten dan wel haar advocaat te woord te staan toen hij hierover contact zocht. Voorts merkt de beklagcommissie op dat de directeur weliswaar tot enkelplaatsing kon besluiten, maar dat dit niet wegneemt dat wellicht op andere wijze aan de behoefte van klaagster tegemoet kan worden gekomen. Met het toepassen van de nachtcontrole is getrachthet welzijn van klaagster te waarborgen. De vraag is echter of dat is waar klaagster behoefte aan heeft. De beklagcommissie werpt dan ook de suggestie op om de mogelijkheden om hieraan tegemoet te komen nog eens te bezien.  

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart het beklag ongegrond.


Aldus gegeven door de beklagcommissie, mw. mr. […] (voorzitter), mw. mr. […] en mw. […] (leden), bijgestaan door mw. mr. […] (secretaris) en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 25 januari 2016.


Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 16/0280/GA.
De RSJ heeft de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van gronden bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.