Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/019

Datum uitspraak:
14/03/2016
Artikel:
40 Bjj, Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichingen
Samenvatting:
Klager beklaagt zich erover dat hij zijn arm brak bij het fixeren en vervolgens niet tijdig de juiste medische hulp kreeg. De beklagcommissie constateert dat gebleken noch gesteld is ter zitting dat er excessief geweld is toegepast. Een uur na het incident is geconstateerd dat er wat aan de hand was met de arm van klager. De huisartsenpost heeft aangegeven dat er geen noodzaak was dezelfde dag te komen. De directeur erkent dat de pijnstillers wel eerder uitgereikt konden worden. De beklagcommissie acht de klacht deels gegrond voor wat betreft het te laat uitreiken van pijnstillers en voor het overige ongegrond. Geen compensatie. In beroep heeft de RSJ het beroep gegrond verklaard voor zover gericht tegen het niet tijdig uitreiken van de pijnstillers en alsnog een compensatie toegekend, van 50 euro.
Uitspraak:

Uitspraak van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij de [..], locatie [..]

De klacht
Jeugdige [..] (klager) heeft bij brief van 19 januari 2016, op 27 januari door de secretaris ontvangen, een klaagschrift ingediend met betrekking tot het oplopen van een gebroken arm tijdens het fixeren.

De stukken

De volgende stukken zijn aan de beklagcommissie overgelegd:

-           het klaagschrift van 19 januari 2016;

-           disciplinaire straf van 17 januari 2016;

-           brief van 3 februari van [..], gemachtigde van klager;

-           verweerschrift van 3 februari van [..], Manager Primair

Proces, op de klacht van de jeugdige;

-          brief van 17 februari van [..] aan de advocaat van klager.

-          Dienstinstructie geweldstoepassing jeugd [..];
 

De mondelinge behandeling

Op 14 maart 2016 heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden. [..], kantoorgenoot van klagers advocaat, kon niet op tijd aanwezig en heeft de behandeling van de klacht ter zitting via de speaker op de telefoon meegemaakt.
 

Aanwezig waren:

-         klager;

-         mr. [..], voorzitter, en mr. [..], secretaris;

-         mr. [..], beklagrechter van de Commissie van Toezicht;

-         namens de directie: [..] en [..], afdelingshoofd.

Standpunt van klager

Klager heeft gesteld dat er op zondag 17 januari een fysiek conflict is geweest tussen een groepsgenoot en hemzelf. Bij het fixeren is zijn arm verkeerd neergekomen en heeft hij zich pijn gedaan. Klager dacht dat zijn arm gebroken was en gaf dit meerdere malen aan het personeel. Klager heeft zich niet verzet bij overbrenging naar de iso, maar is hardhandig naar de iso gebracht. Daar heeft hij meermalen aangegeven dat hij medische hulp nodig had. De groepsleider zei dat hij de volgende dag, maandag, naar de medische hulp kon gaan. Klager heeft om 15:15 al gebeld voor pijnstillers, hij kreeg deze pas om 22.00 uur. Klager is later naar het ziekenhuis gegaan, waar bleek dat zijn arm op twee plekken gebroken was. Klager wil hier graag een financiële vergoeding voor.

Ter zitting heeft klager aangegeven dat hij zijn groepsgenoot had vastgepakt, met zijn handen ten hoogte van zijn nek, terwijl hij hem tegen de muur duwde. Een groepsleider heeft klager toen van achteren vastgepakt en daarbij zijn klager en de groepsleider beiden op de grond gevallen. De groepsleider had klager nog vast. Daarbij is volgens klager zijn arm gebroken bij de ellepijp en het spaakbeen. Toen klager en de  groepsleider op de grond lagen, ging het geluid van het alarm pas af. Klager stelt ter zitting dat hij al na 1 minuut had aangegeven dat hij pijn had opgelopen door deze val. Klager heeft van het afdelingshoofd te horen gekregen dat hij pas de volgende dag naar de Huisartsenpost kon, tot dan zou hij pijnstillers krijgen, maar die kreeg hij pas in de avond. Klager wil gecompenseerd worden; vooral omdat hij door zijn gebroken arm zijn opleiding lassen nu misloopt. Hij heeft wel vijf en een halve week in het gips gelopen.

De advocaat van klager heeft aangegeven dat het verhaal van klager tot hier duidelijk is.  Er is wel een verschil met zijn eerste verhaal hierover. Het valt  moeilijk valt in te schatten wat er precies gebeurt is. De advocaat stelt dat klager duidelijk heeft gezegd dat hij gelijk heeft aangeven pijn aan zijn arm te hebben gehad. In de iso heeft klager niet gelijk pijnstillers gekregen toen hij hierom vroeg.

De advocaat van klager zal met klager opnemen of er een civiele schadevergoedingsprocedure kan worden gestart.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat de arm van klager is gebroken tijdens een alarm situatie rond 15:00 uur waarbij klager een andere jongen naar de keel vloog. Door tussenkomst van een groepsleider is voorkomen dat het slachtoffer schade ondervond door de aanval van klager. Tijdens de actie zijn klager en de groepsleider beide ter val gekomen. Hierbij is het letsel bij klager ontstaan. Er is uiteraard geen sprake van kwade opzet geweest bij de groepsleiding. Het ingrijpen bij een handgemeen tussen jongeren is correct en conform de instructie.

Ter zitting heeft de directeur gesteld dat het personeel is geleerd om bij dergelijk ingrijpen een jongere veilig naar de grond te brengen. Op basis van de richtlijn is klager naar de grond gewerkt door een groepsleider. Er ontstond daarbij een worsteling omdat klager niet meewerkte met de groepsleider. Er was toen al op het alarm gedrukt, dat is niet hoorbaar,  maar dit gaat pas daarna op de gangen af. Toen andere medewerkers waren aangekomen, werd klager op de grond gedrukt, vervolgens geboeid en gebracht naar de Iso.

Niet is gezegd, volgens de directeur, door medewerkers van de inrichting dat er niets aan de hand was met klager, toen hij over pijn klaagde. Om 16.00 uur op 17 januari is klager gehoord door het afdelingshoofd en werd gelijk geconstateerd dat er wel iets aan de hand was met klager. Op basis van de constateringen van het afdelingshoofd is de Huisartsenpost gebeld. Volgens hun inschatting kon klager daar de volgende dag op consult kunnen komen; tot dan zou hij paracetamol kunnen krijgen. Er is geen reden waarom hij die niet eerder heeft gekregen. Op maandag is klager door de medische dienst met begeleiding naar het ziekenhuis gebracht.

De beoordeling

Artikel 65 Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) bepaalt dat een jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

In artikel 40 van de Bjj bepaalt dat de directeur bevoegd is jegens een jeugdige geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover zulks noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;

c. de voorkoming van het zich onttrekken door de jeugdige aan het op hem uitgeoefende toezicht;

In het vijfde lid, onder a, van de Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichtingen stelt de directeur een voor zijn inrichting geldende dienstinstructie geweldstoepassing voor de personeelsleden of medewerkers vast. In het tweede lid, geeft de directeur daarin aan onder welke omstandigheden, welke personeelsleden of medewerkers bevoegd zijn, binnen en buiten de inrichting, jegens een jeugdige geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, en van welk geweldsmiddel dan wel vrijheidsbeperkend middel daarbij gebruik mag worden gemaakt.

Ter zitting is komen vast te staan dat klager een groepsgenoot had aangevallen en daarmee in gevaar gebracht zodat een groepsleider gepast geweld moest toepassen om deze groepsgenoot in veiligheid te brengen. Klager heeft aangegeven dat hij zijn arm heeft gebroken doordat hij samen met de groepsleider op de grond is gevallen en daarbij ongelukkig ten val is gekomen. Gebleken noch gesteld is ter zitting dat er excessief geweld is toegepast. Daarbij is betrokken dat de breuk is ontstaan, volgens klager, bij de onmiddellijke ingreep van één groepsleider en niet meerdere medewerkers zoals eerder was aangevoerd.

De beklagcommissie heeft daarop geconstateerd dat de klacht enkel nog is gericht tegen de verzorging en de late verstrekking van de pijnstillers. Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet gelijk de nodige medische hulp kreeg; de beklagcommissie volgt dit standpunt van klager niet. Klager is een uur na het incident gehoord door het afdelingshoofd, daarbij is geconstateerd dat er wel wat aan de hand was met de arm van klager. Daarop is de Huisartsenpost gebeld en is aangegeven dat er geen noodzaak was dezelfde dag te komen, maar dat klager ook volgende dag gezien kon worden. Het afdelingshoofd heeft op dit medisch advies mogen vertrouwen. In zoverre is de klacht ongegrond.

De beklagcommissie acht de klacht gegrond voor wat betreft het te laat uitreiken van pijn stillers. Nadat het afdelingshoofd de Huisartsenpost had gesproken was al duidelijk dat klager paracetamol kon krijgen tegen de pijn. Daarbij is betrokken dat de directeur heeft aangegeven dat de pijnstillers eerder uitgereikt konden worden. Het te laat uitreiken van de pijnstillers kan achteraf niet worden gecompenseerd door een financiële vergoeding. Klager heeft tijdens de zitting de excuses van de directie hiervoor geaccepteerd.

Geconcludeerd wordt dat de klacht deels gegrond is voor wat betreft het te laat uitreiken van pijnstillers en voor het overige ongegrond.

BESLISSING

De beklagcommissie

-verklaart de klacht deels gegrond voor wat betreft het te laat uitreiken van pijnstillers.

-verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

Aldus gegeven op 14 maart 2016 door [..] en [..]

Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld bij de RSJ, geregistreerd onder kenmerk 16/915/A. Op 28 juni 2016 heeft de RSJ het beroep gegrond verklaard voor zover gericht tegen het niet tijdig uitreiken van de pijnstillers en voor het overige ongegrond verklaard. Aan klager is alsnog een compensatie toegekend, van 50 euro, voor het niet tijdig toedienen van de medicatie.