Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/018

Datum uitspraak:
10/05/2016
Artikel:
31 lid 1 Rjj, 31 lid 2 Rjj, 31 lid 4 Rjj, 32 lid 1 Rjj, 32 lid 2 Rjj
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over het afwijzen van zijn verzoek tot incidenteel verlof. Klager heeft verzocht om de crematie van zijn oom te mogen bijwonen zonder toezicht van DV&O en zonder boeien en handstokken. Naar het oordeel van de beklagcommissie, gelet op eerdere onregelmatigheden en houding van klager rondom verlofafspraken en zijn in een impasse geraakte behandeling, heeft de directeur op goede gronden kunnen beslissen dat er een ontvluchtingsrisico bestaat. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak:

De klacht

[..] (klager) heeft een klaagschrift ingediend over het weigeren van incidenteel verlof. Dit klaagschrift is per e-mail verzonden door mr. [..], advocaat van klager, en is op 25 januari 2016 door de secretaris ontvangen.

De stukken

- Het klaagschrift ( met bijlagen) van 25 januari 2016;

- de reactie van 27 januari 2016 van [..], manager primair Proces [..];

- het proces-verbaal van rogatoir verhoor van 22 februari 2016;

- brief van d.d. 24 maart 2016 van [..] waarin een nadere reactie op het proces-verbaal van rogatoir verhoor wordt gegeven.

De mondelinge behandeling

Klager is op 22 februari 2016 door de voorzitter van de beklagcommissie bij de [..], locatie [..] te [..], rogatoir gehoord. Het proces-verbaal daarvan is op 7 maart 2016 naar de voorzitter van deze beklagcommissie verzonden.

Standpunt van klager

Klager heeft zich beklaagd over het weigeren van een verzoek tot incidenteel verlof. Klager heeft verzocht de crematie van zijn oom op 26 januari 2016 bij te mogen bijwonen zonder DV&O toezicht. Klager wilde, uit respect voor zijn oom, maar ook uit schaamte voor de familie, zonder geboeid of met handstok aanwezig zijn. Diverse familieleden hebben klager laten weten dat hij met boeien of broekstokken of in de aanwezigheid van agenten niet zou worden toegelaten tot de crematie. De familie heeft dit ook kenbaar gemaakt bij gedragswetenschapper. Er is geen sprake van vluchtgevaar. Klager heeft tot december 2015 4 dagen per week onbegeleid verlof gehad.

Tijdens het rogatoir verhoor heeft mr. [..], kantoorgenoot van klagers advocaat mr. [..] het volgende gesteld:

 

“Het verweer wordt betwist. Klager heeft nooit de kans gekregen om bij de crematie aanwezig te zijn omdat klagers familie duidelijk heeft gezegd niet te willen dat er gebruik wordt gemaakt van handboeien of een broekstok. Het is een zeer gelovige familie en niet alle familieleden zijn op de hoogte van het feit dat klager in de inrichting verblijft. Formeel gezien is klager wel aangeboden om met groepsleiders onder begeleiding naar de afscheidsplechtigheid te gaan, maar dit was bij voorbaat onmogelijk omdat de familie dit niet wil. Klager mocht overigens niet de plechtigheid bijwonen maar mocht vooraf in aanwezigheid van de begeleiders afscheid kunnen nemen. Klager heeft toegezegd de crematie niet te gebruiken voor een ontvluchting. Dat klager niet de crematie van zijn oom heeft kunnen bijwonen heeft veel impact op klager gehad. Hopelijk blijft de verdere schade in de loop van klagers traject beperkt. Ook bij deze klacht wordt verwezen naar de e-mail van 29 december 2015 waar staat dat het risico op recidive als matig wordt ingeschat. Gelet op alle feiten en omstandigheden is het aanbod dat de inrichting heeft gedaan in strijd met de proportionaliteit en subsidiariteit. Het had anders kunnen worden opgelost.”

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in zijn brief van 27 januari gesteld dat de verlofstatus van klager sinds 31 december 2015 wegens onregelmatigheden rondom de verlofafspraken is bevroren. Klager is ter correctie tijdelijk overgeplaatst. Juist in deze fase verslechterde de gezondheidstoestand van klagers oom. Klager is op dat moment in de gelegenheid gesteld om bij leven afscheid te nemen van zijn oom. Omdat de verlofstatus bevroren is en er gesproken kan worden van een ernstige impasse in de behandeling van klager en daarmee de risico’s als verhoogd moeten worden ingeschat, is dat gebeurd volgens de richtlijn ‘incidenteel verlof bij dreigend overlijden’ en dus onder begeleiding van DV&O. Klager heeft hier gebruik van gemaakt. Toen oom een week later overleed, is hem hetzelfde aanbod gedaan omdat er (nog) geen verandering is gekomen in de impasse in de behandeling. Klager heeft hier geen gebruik van gemaakt. Klager is in de gelegenheid gesteld om ook na overlijden afscheid te nemen van zijn oom. Omdat hij het niet eens was met de voorwaarden waaronder dit verlof kon plaatsvinden, heeft klager geen gebruik gemaakt van het aanbod.

In de reactie op het proces-verbaal van het rogatoir verhoor heeft de directeur voorts gesteld dat het recidiverisico is ingeschat op delict gerelateerd gedrag. Dit wil niet zeggen dat er geen ontvluchtingsrisico is.  

De beoordeling

In artikel 65, eerste lid, Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) is bepaalt dat een jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

Ingevolge artikel 31, eerste lid Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) wordt bij de beoordeling van een te verlenen verlof het belang van de jeugdige afgewogen tegen de risico’s voor de continuïteit van de ten uitvoerlegging voor de maatschappelijke orde en veiligheid. Het verlof kan slechts worden verleend indien de eventuele risico’s aanvaardbaar worden geacht.

In het tweede lid, onder a, is bepaald dat als risico kan worden aangemerkt de onttrekking aan het verblijf in de inrichting.

In het derde lid is bepaald dat bij de inschatting van de risico’s de directeur ondermeer betrekt de inschatting van het ontvluchtings- en recidivegevaar, relevante ervaringen bij eerder genoten verloven en recente rapportage over de jeugdige en zijn gedrag in de inrichting.

Ingevolge het vierde lid kan de  directeur bepalen dat het verlof zal plaatsvinden onder begeleiding of bewaking.

Ingevolge artikel 32, eerste lid, Rjj kan aan de jeugdige incidenteel verlof worden verleend in verband met onverwachte gebeurtenissen of omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer van de jeugdige waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In het tweede lid, onder b, is bepaald dat gebeurtenissen of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid onder andere het overlijden of de begrafenis van een relatie kunnen zijn.

Blijkens de stukken zijn er onregelmatigheden rondom eerdere verlofafspraken geweest en heeft klager in eerste instantie niet mee willen werken aan nieuwe afspraken omtrent verlof. Vervolgens is de behandeling van klager in een impasse geraakt en is klager ter correctie overgeplaatst. Gelet hierop heeft de directeur op goede gronden kunnen beslissen dat er een risico bestaat op ontvluchting en het verzoek om incidenteel verlof zonder begeleiding van DV&O en zonder boeien en handstokken niet in te willigen. Deze beslissing is niet in strijd met wet- of regelgeving en niet onredelijk. Klager is wel de gelegenheid geboden onder begeleiding van DV&O bij de crematie van zijn oom aanwezig te zijn. Klager heeft hier om persoonlijke redenen echter geen gebruik van te willen maken.

De klacht moet dus ongegrond worden geoordeeld.

BESLISSING

De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond

Aldus gegeven op 10 mei 2016 door [..] en [..]

 


Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld bij de RSJ, geregistreerd onder kenmerk 16/1723/JA. Het beroep is ongegrond verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie wordt bevestigd deels met wijziging en aanvulling van de gronden.