Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2015/014

Datum uitspraak:
18/05/2015
Artikel:
16b, 26 en 56 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. Artikel 34 en hoofdstuk 10 Reglement verpleging ter beschikking gestelden.
Samenvatting:
Het hoofd van de kliniek heeft ten aanzien van klaagster besloten tot de toepassing van b-dwangbehandeling ex artikel 16b Bvt. In het kader van deze b-dwangbehandeling is er feitelijk op verschillende data onvrijwillig medicatie aan klaagster toegediend. De middelen die zijn ingezet waren voorafgaand aan de behandeling in het behandelingsplan opgenomen. De toediening werd steeds volstrekt noodzakelijk geacht door de voor de behandeling verantwoordelijke psychiater. Voorafgaand aan iedere toediening is er overleg geweest tussen deze psychiater, een arts, het afdelingshoofd en het hoofd van de kliniek. Anders dan klaagsters raadsman is de beklagcommissie van oordeel dat de geneeskundige behandeling ex artikel 26 Bvt in casu geen alternatief is. De beklagcommissie is van oordeel dat het gevaar in dit geval niet op andere wijze dan middels de b-dwangbehandeling kon worden afgewend. Aan de vereisten van de wet, alsmede aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid is voldaan en de klacht wordt derhalve ongegrond verklaard.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE […]

[…], verder te noemen klaagster en thans verblijvende in de […].

Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing van het hoofd van de kliniek d.d. 3 maart 2015 om ten aanzien van klaagster b-dwangbehandeling toe te passen.

 

De directeur heeft schriftelijk gereageerd en klaagster heeft van deze reactie kennis kunnen nemen. De klacht is behandeld ter zitting in het bijzijn van klaagster, haar advocaat mr. […], de locatiemanager organisatie mw. […] en de juridisch medewerkster mw. mr. drs. […].

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:

-        schriftelijke mededeling d.d. 4 maart 2015 van de toepassing van b-dwangbehandeling op 3 maart 2015;

-        klaagschrift gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 11 maart 2015;

-        schorsingsverzoek van klaagster van 11 maart 2015;

-        correspondentie van de kliniek aan de voorzitter van de beroepscommissie d.d. 13 maart 2015;

-        beslissing van 13 maart 2015 van de voorzitter van de beroepscommissie op het schorsingsverzoek van 11 maart 2015 (kenmerk 15/755/STA);

-        schorsingsverzoek van klaagster van 13 maart 2015;

-        correspondentie van de kliniek aan de voorzitter van de beroepscommissie d.d. 17 maart 2015;

-        beslissing van 18 maart 2015 van de voorzitter van de beroepscommissie op het schorsingsverzoek van 13 maart 2015 (kenmerk 15/808/STA);

-        directiecommentaar op het klaagschrift gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 19 maart 2015;

-        het verhandelde ter zitting van 1 april 2015, waaronder een pleitnotitie van mr. Vogel.


De beoordeling

Ingevolge artikel 56 lid 1 sub e Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) staat beklag open tegen een beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat een verpleegde op grond van wet- en regelgeving toe komt. Conform artikel 16b sub b Bvt kan het hoofd van de kliniek besluiten om b-dwangbehandeling toe te passen indien dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden. De beklagcommissie is van oordeel dat tegen een beslissing ex artikel 16b sub b Bvt op grond van artikel 56 lid 1 sub e Bvt beklag openstaat. Nu klager zich thans beklaagt over een beslissing van het hoofd van de kliniek van 3 maart 2015 om ten aanzien van haar b-dwangbehandeling toe te passen betekent dit naar het oordeel van de beklagcommissie dat klaagster kan worden ontvangen in haar beklag.

Nadere regels omtrent de toepassing van b-dwangbehandeling zijn opgenomen in hoofdstuk 10 ‘(Onvrijwillige) geneeskundige behandeling’ van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt). In de nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Rvt is over de b-dwangbehandeling het volgende opgenomen:

Bij de b-dwangbehandeling gaat het om de situatie waarin de behandeling volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de betrokkene doet veroorzaken binnen de inrichting af te wenden. Het gaat hier dus om een situatie waarbij sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk gevaar binnen de inrichting. Het gevaarscriterium is echter niet beperkt tot de gezondheid of veiligheid van de betrokkene of anderen; er geldt eenzelfde gevaarscriterium als voor de a-dwangbehandeling. Het gevaar dient in causaal verband te staan tot een psychische stoornis. De behandelingsmiddelen die worden ingezet moeten voorafgaand aan de b-dwangbehandeling in het behandelingsplan zijn opgenomen.

De beklagcommissie stelt vast dat op 3 maart 2015 is besloten om ten aanzien van klaagster b-dwangbehandeling toe te passen. Hiertoe is besloten omdat klaagster bij perioden last heeft van psychotische depressieve episoden. Op 3 maart 2015 is er naar het oordeel van de psychiater sprake van een psychotisch ontregeling waarbij er gevaar aanwezig is (niet eten, slecht slapen, eten van vreemde voorwerpen, niet trouw innemen van voorgeschreven medicatie). De psychiater is van oordeel dat dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens klaagster binnen de kliniek doet veroorzaken af te wenden. De dwangbehandeling bestaat uit het toedienen van cisordinol depot injectie en cisordinol acutard injectie. De behandeling met cisordinol staat vermeld in het behandelingsplan van klaagster. Klaagster heeft kenbaar gemaakt dat zij de cisordinol depot injectie niet prettig vindt maar dat zij deze desondanks vrijwillig inneemt. Het klaagschrift is gericht tegen de toepassing van cisordinol acutard injectie.
 

De beklagcommissie stelt voorts vast dat de cisordinol acutard injectie in het kader van de b-dwangbehandeling feitelijk op verschillende data aan klaagster is toegediend, namelijk op 3, 6, 10 en 13 maart 2015. Vervolgens is er enige tijd geen dwangbehandeling toegepast, namelijk pas weer op 30 maart 2015. Ten aanzien van deze toediening heeft de kliniek een nieuwe beslissing tot toepassing van dwangbehandeling genomen. De toedieningen op 3, 6, 10 en 13 maart hebben allen plaatsgevonden op basis van de beslissing van 3 maart 2015, waarvan de schriftelijke mededeling op 4 maart 2015 is opgemaakt en uitgereikt. 

De beklagcommissie wenst voorop te stellen dat zij ten aanzien van de klacht van klaagster een juridisch oordeel zal vellen. De beklagcommissie zal geen oordeel geven over de medische juistheid van de behandelweg die ten aanzien van klaagster is gekozen. De beklagcommissie zal slechts oordelen of de juridische eisen die worden gesteld aan de gekozen weg op juiste wijze zijn toegepast.

In de hiervoor aangehaalde nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Rvt is opgenomen dat de behandelingsmiddelen die worden ingezet voorafgaand aan de b-dwangbehandeling in het behandelingsplan moeten zijn opgenomen. De beklagcommissie stelt vast dat hieraan is voldaan. Zulks volgt uit de schriftelijke mededeling van 4 maart 2015 waarin is opgenomen dat de behandeling met cisordinol staat vermeld in het behandelingsplan en uit het behandelingsplan zelf d.d. 8 januari 2015, zoals deze op 17 maart 2015 door de kliniek is toegezonden aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Tot slot heeft de voorzitter van de beroepscommissie in de schorsingsuitspraak van 18 maart 2015 met kenmerk 15/808/STA vastgesteld dat aan de vermelding in het behandelingsplan is voldaan. Voor zover klaagster raadsman heeft betoogd dat wellicht gekeken had moeten worden naar de mogelijkheden van de geneeskundige behandeling ex artikel 26 Bvt is de beklagcommissie van oordeel dat daar geen sprake van kan zijn nu de behandeling met cisordinol is opgenomen in het behandelingsplan van klaagster. In de nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Rvt is immers opgenomen dat in geval van een gedwongen geneeskundige handeling (ex artikel 26 Bvt) de behandelingsmiddelen niet voorafgaande aan de behandeling opgenomen zijn in het behandelingsplan.

In artikel 34 eerste en tweede lid Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) is bepaald dat het hoofd van de kliniek alvorens te beslissen over de b-dwangbehandeling overleg voert met de arts en het afdelingshoofd, alsmede met de voor de behandeling verantwoordelijke psychiater als de b-dwangbehandeling noodzakelijk wordt geacht ter afwending van gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van de geestvermogens van klager. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt in deze overleggen nagegaan of het gevaar niet op andere wijze kan worden afgewend.

Blijkens de stukken en het behandelde ter zitting is door de inrichting voldoende duidelijk gemaakt waarom het starten en voortzetten van een b-dwangbehandeling met cisordinol volstrekt noodzakelijk werd geacht om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens van klaagster binnen de inrichting deed veroorzaken af te wenden. Er was immers sprake van een psychotisch depressieve ontregeling waarbij er naar het oordeel van de psychiater gevaar aanwezig was. In het verleden is er ook sprake geweest van een dergelijke periode en toen is de situatie opgetreden waarin klaagster het delict heeft gepleegd waarvoor zij thans de tbs-maatregel ondergaat. De huidige psychotische depressieve ontregeling uit zich onder andere in niet eten, het eten van vreemde zaken zoals sigarettenpeuken en stukjes zeep. Daarnaast heeft klaagster met spullen gegooid en automutileert zij. Gezien de actuele psychiatrische toestand was het op 3, 6, 10 en 13 maart 2015 naar het oordeel van de behandelend psychiater volstrekt noodzakelijk om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens klaagster binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden. Steeds heeft er voorafgaand aan de feitelijke toediening van de cisordinol acutard overleg plaatsgevonden tussen het hoofd van de kliniek, de arts -in casu de psychiater- en het afdelingshoofd/hoofd behandeling van klaagster.

Het is de beklagcommissie gebleken dat is nagegaan of het gevaar niet op andere wijze dan middels de b-dwangbehandeling kon worden afgewend. Er is samen met klaagster geprobeerd tot vrijwillige toediening van cisordinol te komen. Daarnaast is er geprobeerd onvrijwillige toediening te voorkomen door afspraken te maken over vrijwillige orale toediening van andere medicatie, zijnde cymbalta. Dit is echter niet gelukt en b-dwangbehandeling werd door de psychiater als enige resterende optie gezien.

In het licht van het vorenstaande is de beklagcommissie van oordeel dat aan de vereisten van de wet, alsmede aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid is voldaan en was de toepassing van b-dwangbehandeling kennelijk volstrekt noodzakelijk om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens klaagster binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede wenst de beklagcommissie het volgende op te merken. De voorzitter van de beroepscommissie heeft in de schorsingsuitspraak van 18 maart 2015 met kenmerk 15/808/STA vastgesteld dat in de Bvt en de Rvt niets is opgenomen over de duur van een -onderdeel van de- b-dwangbehandeling en/of de noodzaak van een nieuwe schriftelijke beslissing tot voortzetting daarvan. De voorzitter van de beroepscommissie acht het in het kader van de rechtspositie van verpleegden desondanks wenselijk dat daadwerkelijk kan worden opgekomen tegen het voortduren van een -onderdeel van de- b-dwangbehandeling.

De beklagcommissie stelt vast dat in casu op 3 maart 2015 is besloten tot het toepassen van b-dwangbehandeling, bestaande uit het toedienen van cisordinol depot injectie alsmede cisordinol acutard injectie en dat van deze beslissing op 4 maart 2015 een schriftelijke mededeling is uitgereikt. Voorts is op basis van deze beslissing op 3, 6, 10 en 13 maart 2015 ook een cisordinol acutard injectie toegediend. Op 27 maart 2015 is er door de kliniek een nieuwe formele beslissing genomen op grond waarvan op 30 maart 2015 opnieuw een cisordinol acutard injectie is toegediend.

De beklagcommissie is van oordeel dat op grond van de Bvt en Rvt niet verwacht kan worden van de kliniek dat ten behoeve van iedere toediening een nieuwe formele beslissing wordt genomen. Kennelijk is dit ook niet de bedoeling geweest van de wetgever. Immers is dit ten aanzien van de a-dwangbehandeling zeer precies bepaald in de Rvt terwijl dit ten aanzien van de b-dwangbehandeling niet is bepaald. De beklagcommissie merkt hierbij op dat in redelijkheid moet worden bekeken hoe lang er op basis van de formele beslissing medicatie kan worden toegediend. In casu gaat het om vier toedieningen van cisordinol acutard binnen een tijdsbestek van tien dagen. Naar het oordeel van de beklagcommissie is dit redelijk en billijk. Anders dan klaagster stelt, ziet de beklagcommissie geen reden te twijfelen aan de mededeling van de kliniek dat de toedieningen van cisordinol acutard niet structureel waren gepland, maar steeds plaatsvonden naar aanleiding van haar actuele psychiatrische toestand, ter ondersteuning van het cisordinol depot.

BESLISSING

De beklagcommissie verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gedaan door mw. mr. […], voorzitter van de beklagcommissie, dr. mr. […] en mw. […], leden van de beklagcommissie, bijgestaan door mw. mr. […], secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 18 mei 2015.