Sla inhoud over

Nieuwe uitspraken

  • KC 2024/001

    Geplaatst: 19/12/2023

    Klager heeft “plasvrees”. In eerdere instellingen is dit als probleem erkend en is klager in staat gesteld om zijn urine op een alternatieve wijze af te geven. De kliniek weigert vooralsnog om op alternatieve wijze een UC af te nemen. De kliniek wil eerst de drie maanden diagnostiek afwachten. De kliniek wil zelf onderzoeken of de noodzaak voor een alternatieve werkwijze bestaat. Bij klager was echter sprake van een erkend probleem en werd al op een alternatieve manier urine afgenomen. Zonder toelichting valt niet in te zien waarom niet reeds tijdens de diagnostische fase voor klager een uitzondering kan worden gemaakt. Het doel van een UC is te weten of sprake is van gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Dit wordt niet bereikt als de UC op de standaardwijze wordt uitgevoerd en tevens geen behandeling is ingezet om de angst te behandelen. Dit zal slechts leiden tot fictieve positieve uitslagen. Klager heeft alternatieve manieren voorgesteld om urine af te kunnen geven. Daaruit blijkt dat klager het graag wil oplossen. De beklagcommissie is van oordeel dat de beslissing om te weigeren de werkwijze van de UC, al dan niet tijdelijk, aan te passen niet redelijk en billijk was. De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond en kent een tegemoetkoming van € 25,- toe.

    Lees verder

  • KC 2023/037

    Geplaatst: 01/12/2023

    Klager heeft op 20 oktober 2023 een disciplinaire straf opgelegd gekregen, omdat bij een dagelijkse celinspectie een mes in beslag is genomen. Volgens de directie was sprake van een geslepen broodmes en daarmee van een verboden voorwerp. Klager stelt dat het mes onderdeel was van zijn celinventaris en dat hij het niet herkend heeft als een gemanipuleerd mes. De beklagrechter is van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat het mes in de aangetroffen staat reeds onderdeel was van de celinventaris toen klager de cel betrok, nu er geen celinventarisatie is opgemaakt. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager op de hoogte was, of had moeten zijn, van het feit dat het mes werd beschouwd als een verboden voorwerp. In het voordeel van klager spreekt dat hij eerder uit zichzelf een verboden voorwerp heeft ingeleverd, dat dit het enige mes was dat onderdeel was van zijn celinventaris, hij dit mes dagelijks in gebruik had en tijdens celinspecties open en bloot liet liggen. De beklagrechter is daarom van oordeel dat de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen onredelijk en onbillijk is. De klacht wordt gegrond verklaard en aan klager wordt een tegemoetkoming van €50,-- toegekend.

    Lees verder

  • KC 2023/036

    Geplaatst: 16/11/2023

    Klager is het niet eens met zijn plaatsing op de beheersafdeling. De overplaatsing is onrechtmatig doordat deze geen wettelijke basis heeft, klager niet gehoord is en hem geen beschikking is uitgereikt. De directeur geeft aan dat een justitiabele bij ongewenst gedrag kan worden overgeplaatst naar de beheersafdeling. Klager heeft zich meermalen misdragen op de afdeling en is op de beheersafdeling geplaatst. Deze plaatsing is niet bedoeld als strafmaatregel, maar om klager na te laten denken over zijn gedrag. De beklagcommissie overweegt dat uit artikel 15 en 16 Pbw en de beleidsregels volgt dat een beslissing tot plaatsing op de beheersafdeling aan de directeur is toe te rekenen, dat deze beslissing de (rechts)positie van klager wijzigt en dat beklag mogelijk is bij de beklagcommissie. Bij de overplaatsing dient de directeur aan bepaalde verplichtingen te voldoen, maar er staat vast dat dat niet is gebeurd. De beklagcommissie oordeelt dat klagers gedrag wel voldoende aanleiding gaf om hem op de beheersafdeling te plaatsen. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond; vernietigt de beslissing tot plaatsing op de beheersafdeling, laat de rechtsgevolgen van die beslissing in stand en kent een tegemoetkoming toe van € 20.

    Lees verder

  • KC 2023/034

    Geplaatst: 15/11/2023

    Klager verblijft sinds 7 september 2022 in de Oostvaarderskliniek. Ten tijde van de klacht was er nog geen behandelingsplan opgesteld, terwijl dit binnen drie maanden na binnenkomst opgesteld dient te zijn. De directie erkent dat zij niet heeft voldaan aan de wettelijke eis inzake het vaststellen van een behandelingsplan. De kliniek betoogt echter dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag, omdat klager behandelingen heeft ontvangen in de vorm van programmaonderdelen zoals arbeid en sociotherapie, en er daarom geen sprake is van een schending van de zorgplicht. De beklagcommissie is van oordeel dat de kliniek de zorgplicht onvoldoende heeft betracht, nu klagers behandelingsplan niet binnen drie maanden is opgesteld. Het heeft tien maanden geduurd voordat het eerste gesprek hierover is gevoerd, dit was bovendien naar aanleiding van de klacht. De omstandigheid dat klager heeft deelgenomen aan algemene programmaonderdelen doet niet af aan het feit dat klager nooit behandelspecifieke therapie(ën) heeft ontvangen. De beklagcommissie verklaart het beklag daarom gegrond en kent klager een compensatie toe van 50 euro voor elke maand tussen het verstrijken van de driemaandentermijn voor het opstellen van het behandelplan tot aan het moment dat de kliniek actie heeft ondernomen op 5 juli 2023, zijnde € 350,--.

    Lees verder