Sla inhoud over

Goederen terbeschikkinggestelden


Binnen een inrichting gelden regels ten aanzien van welke voorwerpen mogen worden ingevoerd door een ter beschikking gestelde (hierna: verpleegde)  en welke verboden zijn. Een verpleegde heeft recht op allerlei voorwerpen in zijn persoonlijke verblijfsruimte. Sommige voorwerpen zijn per definitie verboden, sommige goederen mogen alleen met toestemming worden ingevoerd. Verpleegden zijn redelijk vrij om hun persoonlijke verblijfsruimten naar eigen inzicht in te richten. Er worden geregeld klachten ingediend bij de Commissie van Toezicht  ten aanzien van goederen. Dat gaat bijvoorbeeld over het al dan niet mogen in- of uitvoeren van goederen, welke voorwerpen op kamer mogen worden gehouden of de vermissing van of schade aan goederen. Deze verschillende onderwerpen komen hierna aan de orde.

In- en uitvoer van goederen
Een verpleegde kan goederen in de inrichting invoeren bij binnenkomst. Ook kan het in- en uitvoeren van goederen tijdens het verblijf plaatsvinden via familie en vrienden die goederen meebrengen of mee terugnemen. Het invoeren van goederen is aan strenge regels verbonden en mag alleen als het meegebrachte goed is toegestaan.

Wetswijzigingen met gevolgen voor de huisregels en het invoeren van goederen.
Bij Wet van 22 mei 2019 (Stb. 2019, nr. 200) is het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES gewijzigd in verband met het strafbaar stellen van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden goederen. De verschillende regelingen model huisregels zijn hierop aangepast.

Dit houdt in dat de Regeling model huisregels private instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden (voorheen: Regeling model huisregels justitiële TBS-inrichtingen) is vastgesteld en voorzien van een lijst met verboden voorwerpen.

De lijst met verboden voorwerpen is gepubliceerd op de website van DJI, zodat ook voor bezoekers kenbaar is welke voorwerpen niet mogen worden binnengebracht in de inrichting. Ook zullen bezoekers bij de ingang van inrichtingen, voordat zij de inrichting betreden, worden gewezen op de lijst met verboden voorwerpen.

Personen die verboden voorwerpen als drugs, wapens, geld, explosieven, alcohol, informatiedragers en communicatiemiddelende een inrichting binnenbrengen kunnen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.

Voorwerpen op cel en in de inrichting

In de huisregels kan worden bepaald dat het bezit van bepaalde voorwerpen binnen de inrichting of binnen een bepaalde afdeling daarvan verboden is. Dit kan noodzakelijk zijn indien het bezit een gevaar oplevert voor de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde, voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde, de algemene veiligheid van personen of goederen of de handhaving van de orde dan wel de veiligheid in de inrichting of de beperking van de aansprakelijkheid van het hoofd van de inrichting voor de voorwerpen. Dit is bepaald in artikel 44 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (hierna: Bvt). Voorwerpen in de zin van dit artikel zijn ‘alle voor de menselijke beheersing vatbare objecten’.[1] Hieronder vallen dan ook niet alleen televisies en spelcomputers, maar ook huisdieren, boeken, kranten en tijdschriften. Brieven en poststukken vallen onder de speciale regeling van artikel 35 Bvt. Kleding en schoeisel vallen onder de speciale regeling van artikel 42 Bvt, zie ook de memorie van toelichting bij de Bvt en artikel 44 Bvt.

Bij het bepalen of goederen al dan niet zijn toegestaan, wordt conform de Regeling model huisregels private instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden (hierna: de Regeling) onderscheid gemaakt naar: a. algeheel verboden voorwerpen, b. voorwerpen waarvoor toestemming van het hoofd van de instelling noodzakelijk is om binnen te brengenen en c. overige voorwerpen.

a. Algeheel verboden voorwerpen
In paragraaf 5.7 van de bijlage (het model huisregels) van de Regeling staat een opsomming van voorwerpen waarvan het verboden om in de instelling in bezit te hebben. De directeur van een inrichting dient het model huisregels te volgen en mag dit enkel op de in het model aangegeven punten in- en/of aanvullen.[2] De lijst met verboden voorwerpen moet dus sowieso worden overgenomen in de huisregels. Verboden zijn bijvoorbeeld drugs, wapens en munitie maar ook geld en informatiedragers zoals een USB-stick of laptop.

Op grond van paragraaf 5.7 van het model huisregels kan de directeur geen toestemming geven om de daar genoemde voorwerpen in de verblijfsruimte te houden. Het hoofd van de instelling is bevoegd ontheffing te verlenen voor een verpleegde dan wel voor een groep van verpleegden. In de huisregels wordt informatie verstrekt over: de mogelijkheid onder omstandigheden het aanwezig hebben van andere dan de verboden voorwerpen in de persoonlijke verblijfsruimte te verbieden en/of de mogelijkheid voorwerpen te laten onderzoeken, om vast te stellen of het bezit is toegestaan, voor rekening van de verpleegde aan wie ze toebehoren.

Aangezien het hier gaat om algeheel verboden voorwerpen waarbij het verbod is vastgelegd in een algemene regel, staat geen beklag open tegen de toepassing van deze regelgeving (en de daaruit voorvloeiende weigeringen). Wel heeft het hoofd van de inrichting de bevoegdheid de huisregels nader in te vullen. Er kunnen dan ook meer voorwerpen worden aangewezen die onder het algehele verbod vallen. Door een voorwerp op die wijze onder het algehele verbod te brengen, onttrekt de toestemming van het gebruik van een voorwerp zich aan de toetsing van de beklagrechter.[3]

Voorwerpen die verboden zijn of ten aanzien waarvan geen toestemming is verleend, worden bewaard onder afgifte van een bewijs van ontvangst. Ook is het mogelijk dat de voorwerpen worden (terug)verzonden aan de verzender of naar een door de verpleegde opgegeven adres. Tevens bestaat de mogelijkheid dat het voorwerp wordt vernietigd of aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de opsporing of voorkoming van strafbare feiten.[4]

In de praktijk zal met name de overzichtelijkheid van de verblijfsruimte een grond opleveren voor plaatsing van voorwerpen op de verboden lijst of voor weigering tot toelating. Een te grote hoeveelheid of te grote bezittingen leiden tot transportproblemen. Ook kan de beheersbaarheid van de inrichting verstoord dreigen te worden door bijzonder kostbare goederen toe te staan. Deze goederen kunnen ongewenste reacties van medeverpleegden uitlokken en kunnen ook als vervanging van het in de inrichting verboden geld gaan dienen. De aansprakelijkstelling van het hoofd van de inrichting voor schade die door zijn medewerkers aan dergelijke zaken wordt toegebracht, bijvoorbeeld bij een inspectie van de persoonlijke verblijfsruimte, zal ook een legitieme reden opleveren voor het weren van al te kostbare geluidsapparatuur, kleding, horloges, sieraden e.d. Een andere categorie betreft voorwerpen die vanwege risico's voor de gezondheid van de verpleegden en de medewerkers kunnen worden verboden. Het kan gaan om huisdieren, planten en dergelijke.

Voorbeeld

De inbeslagname van goederen van klager is niet onredelijk, er is sprake van een ongezonde en onveilige situatie. Het is niet aannemelijk dat door personeel goederen zijn beschadigd. Beroep klager in zoverre ongegrond. Beroep gericht tegen hoogte tegemoetkoming voor koelkast met bedorven etenswaren gegrond, toekenning hogere tegemoetkoming van €15,=. Beroep hoofd inrichting gegrond nu de wet niet vereist dat op inbeslagnameformulieren een datum van uitreiking wordt vermeld.[5]

b. Voorwerpen waarvoor toestemming van het hoofd van de instelling noodzakelijk is om binnen te brengen
Paragraaf 5.7 van de bijlage model huisregels benoemt goederen waarvoor toestemming van het hoofd van de instelling noodzakelijk is om binnen te brengen: post, lectuur, medicatie en huisdieren. Ten aanzien van voeding, kleding en schoeisel kan nadere informatie worden opgenomen in paragraaf 8.4 van het model huisregels, maar standaard staat hierover geen specifieke informatie vermeld.   


Op de hier bedoelde toestemming kan het hoofd van de inrichting een uitzondering maken die gebaseerd wordt op nader in de huisregels vermelde gronden. Volgt er toestemming, dan zal regelmatig aan de invoer van deze voorwerpen in de inrichting nadere eisen worden gesteld. Te denken valt bijvoorbeeld aan een maximaal aantal van een kledingstuk of verzegeling en levering door bepaalde bedrijven.[6] Als voor een in beginsel toegestaan voorwerp toch geen toestemming wordt verleend, dan staat tegen deze beslissing beklag open.

Voorbeeld
Er zijn geen concrete omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat klager de bij hem gevonden vier pakjes sigaretten heeft gebruikt voor handel in contrabande. Vier pakjes zijn niet dermate veel dat de orde en veiligheid in het geding zijn. Pas na de kamercontrole zijn afspraken gemaakt. Beroep hoofd van de instelling is ongegrond.[7]

c. Overige voorwerpen
Als voorwerpen niet bij de verboden, noch bij toegestane voorwerpen worden genoemd, dan kan een verpleegde aan het hoofd van de inrichting een verzoek doen om het voorwerp in te mogen voeren. Van het hoofd van de inrichting wordt verwacht dat hij bij deze beslissing een zorgvuldige afweging maakt. Ook hier staat bij weigering de mogelijkheid tot beklag open.[8]

Voorbeeld
De weigering van de invoer van digitale speakers is onredelijk nu daarvoor geen toereikende grond is gegeven. De verklaring dat voldoende doorlooppad overblijft en dat een groot deel van de verpleegden apparatuur op kamer heeft die zeker zo groot is, is niet betwist. Beroep hoofd inrichting ongegrond, bevestigt uitspraak beklagcommissie, vernietigt beslissing hoofd inrichting.[9]

Toestemming voorwerp, gunst of verworven recht?
Als het hoofd van de inrichting de verpleegde toestemming verleent de door hem gewenste voorwerpen in te voeren, dan dient de verpleegde zich te realiseren dat deze toestemming het karakter heeft van een gunst en niet van een absoluut verworven recht.[10] Dit houdt onder meer in dat, als de verpleegde wordt overgeplaatst naar een andere afdeling of naar een andere inrichting, deze voorwerpen niet standaard kunnen worden meegenomen. Dit betekent dat het recht bij overplaatsing naar een andere inrichting vervalt en dat de verpleegde daar opnieuw zijn verzoek om toestemming moet indienen bij het hoofd van de inrichting van die andere afdeling of inrichting.

Als binnen de inrichting zelf de toestemming eenmaal is gegeven geldt dat hierop niet anders dan op een van de gronden van artikel 44 lid 2 Bvt geheel of gedeeltelijk mag worden teruggekomen. Het kan dus voorkomen dat een verpleegde een bepaald voorwerp dat hij reeds in zijn bezit had, alsnog om bepaalde redenen niet langer onder zich mag houden, of misschien slechts onder bepaalde voorwaarden.

Contant geld
Conform artikel 45 Bvt worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot het beheer van het eigen geld van de verpleegde, waaronder begrepen de vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden en het arbeidsloon en de besteding daarvan door verpleegden, alsmede het zak- en kleedgeld.

Artikel 40 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (hierna: Rvt) bepaalt dat onder ‘eigen geld’ het geld wordt verstaan dat de verpleegde bij binnenkomst in de inrichting in zijn bezit heeft, dat tijdens zijn verblijf in de inrichting te zijnen gunste wordt ontvangen en de vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden en het arbeidsloon. Het beheer van het eigen geld van de verpleegde berust bij het hoofd van de inrichting, tenzij in het verplegings- en behandelingsplan anders is bepaald. Dit beheer vormt dus een beperking van het eigendomsrecht van de verpleegde. Wanneer de verpleegde geen beheer over zijn eigen geld heeft, heeft hij de beschikking over een rekening-courant (een soort bankrekening) bij de inrichting. In paragraaf 8.6 van de bijlage model huisregels staat dat de huisregels informatie verstrekken over wat onder eigen geld van de verpleegde wordt begrepen en welke regels in de inrichting gelden met betrekking tot het beheer van het eigen geld van de verpleegde. In de huisregels kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bezit van contant geld en het gebruik van de rekening-courant.

Een ter beschikking gestelde of verpleegde die geen inkomen heeft, ontvangt vop grond van artikel 13 Rvt zak- en kleedgeld. Op grond van het Besluit zak- en kleedgeld voor ter beschikking gestelden en anderszins verpleegden wordt het te ontvangen bedrag jaarlijks per 1 januari aangepast aan de verandering van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie in het voorafgaande jaar.

In tegenstelling tot andere ingeslotenen, geldt er voor verpleegden geen limiet aan het bedrag wat op de rekening-courant mag staan. Dit heeft te maken met het vaak lange verblijf in de inrichting. Verder zijn in veel huisregels van klinieken regelingen opgenomen waarin een nader te bepalen bedrag voor aflossing van de schulden wordt gereserveerd. Daarnaast bepalen sommige klinieken dat verpleegden verplicht moeten sparen totdat er een bepaald bedrag op hun spaarrekening staat, waarbij dat spaargeld alleen mag worden gebruikt voor resocialisatieactiviteiten of voor kosten die worden gemaakt in verband met een overplaatsing. Indien verpleegden over dat spaargeld willen beschikken, dienen zij per uitgave een aanvraagformulier “opname spaargeld’’ in te vullen, waarop verplicht moet worden vermeld wat het specifieke doel van de aanvraag is.

Voorbeeld
Klager heeft bij de aanvraag opname spaargeld onvoldoende toegelicht waarom hij over het spaargeld wilde beschikken. Het lag op zijn weg om de aanvraag voldoende specifiek toe te lichten, te meer nu hij in afwijking van het beleid in één keer over al zijn spaargeld wilde beschikken. De beroepscommissie acht afwijzing niet onredelijk. Het beroep wordt ongegrond verklaard.[11] 

Preciosa
Onder zogenoemde preciosa worden verstaan identiteitsbewijzen, horloges, sieraden, juwelen en andere waardevolle zaken. Bij binnenkomst in de inrichting worden preciosa die de gedetineerde niet onder zich wil of mag houden, geregistreerd opgeslagen. De preciosa wordt precies beschreven en er wordt door zowel de gedetineerde als het personeel een handtekening gezet. Als de inrichting niet voldoet aan deze procedure, komt een vermissing van goederen voor rekening van de inrichting.[12]

Post en correspondentie
Op grond van artikel 35 Bvt heeft de verpleegde, behalve de in lid twee tot en met vijf genoemde beperkingen, het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij het hoofd van de inrichting anders bepaalt, voor rekening van de verpleegde.


Het hoofd van de inrichting is bevoegd enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor verpleegden op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Het openen vindt zover mogelijk plaats in aanwezigheid van de betrokken verpleegde.

Het hoofd van de inrichting is eveneens bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde, telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te oefenen of te weigeren, indien dit noodzakelijk is in verband met de volgende belangen: de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen; de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting; de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde; de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven; de voorkoming of opsporing van strafbare feiten. Het toezicht kan worden beperkt tot bepaalde personen of instanties.

Tevens draagt hij zorg dat de niet uitgereikte brieven of andere poststukken of bijgesloten voorwerpen, worden teruggegeven aan de verpleegde of voor diens rekening worden teruggezonden aan de verzender of een ander door de verpleegde op te geven adres, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de verpleegde worden bewaard, hetzij met toestemming van de verpleegde in diens aanwezigheid worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten. Indien een personeelslid of medewerker speciaal is aangewezen om de post te controleren, wordt in de huisregels aangegeven welke functionaris dat is.

Paragraaf 7.2 van de bijlage model stelt dat in de huisregels informatie wordt verstrekt over:

  • het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen;
  • voor wiens rekening de kosten komen van de verzending per post;
  • welke controle kan worden uitgeoefend op enveloppen en andere poststukken op bijgesloten voorwerpen en op welke wijze;
  • in welke gevallen en voor welke periode (tevens verlengingsmogelijkheid) controle kan worden uitgeoefend op de inhoud van brieven of andere poststukken;
  • de mogelijkheid dat de uitreiking of verzending van brieven of andere poststukken en bijgesloten voorwerpen wordt geweigerd;
  • hoe wordt gehandeld met niet uitgereikte brieven of andere poststukken of bijgesloten voorwerpen.

Paragraaf 7.2.1 van het model huisregels bepaalt dat in de huisregels informatie wordt verstrekt over welke controle kan worden uitgeoefend op enveloppen en andere poststukken op bijgesloten voorwerpen en op welke wijze; en het verbod controle uit te oefenen op de inhoud van deze brieven of andere poststukken indien deze afkomstig zijn van geprivilegieerde contacten, zoals de advocaat.

Indien de post is gericht aan een geprivilegieerd contact dient de verpleegde dit duidelijk op de envelop of op het poststuk te vermelden. De envelop moet open worden aangeboden, in ieder geval voorzien van de naam en het nummer van de verblijfsruimte van de afzender. Daarnaast dient de envelop voldoende gefrankeerd te zijn. Verder is het verpleegden niet toegestaan bestellingen te ontvangen van postorderbedrijven en uitgeverijen (anders dan abonnementen op kranten of tijdschriften). Als dit toch wordt gedaan, dan wordt de bestelling op kosten van de verpleegde geretourneerd.

Voorbeeld:
De weigering van ontvangst van bepaalde post kan volgens de Memorie van Toelichting alleen plaatsvinden nadat van de inhoud daarvan is kennis genomen. Beslissing om klager op voorhand de ontvangst van postpakketten van netwerkleden te weigeren is in strijd met de wet. Beroep hoofd instelling ongegrond.[13] 

Registratie van goederen
Op grond van jurisprudentie in schadezaken betreffende goederen wordt geadviseerd van de voorwerpen die door een verpleegde in de inrichting worden in- en uitgevoerd een registratie bij te houden. In veel inrichting gebeurt dit met behulp van inventarislijsten, waarop tevens mutaties worden bijgehouden. Het nauwkeurig bijhouden van deze administratie kan bij verzoeken tot schadevergoeding van veel nut zijn en onnodige onkosten in verband met het uitkeren van schadevergoedingen voorkomen.

Opslag van goederen
Het hoofd van de inrichting is niet verplicht voorwerpen van verpleegden in de inrichting te bewaren. Voorwerpen die de verpleegden niet in hun verblijfsruimte mogen houden, kunnen in beperkte mate in de inrichting of buiten de inrichting op kosten van de verpleegde worden opgeslagen, of naar een door hem opgegeven adres worden verzonden.

Kamerinspectie en afwezigheid verpleegde
Het komt nog al eens voor dat voorwerpen van verpleegden vermist of beschadigd raken na of tijdens een kamerinspectie. Ook andere gebeurtenissen, waarin voorwerpen beschadigd en/of kwijt raken tijdens de afwezigheid van de verpleegde, zijn denkbaar.


Beschadiging en vermissing bij kamerinspectie
Het hoofd van de inrichting is op grond van artikel 29 lid 1 Bvt bevoegd in het kader van het algemeen toezicht of indien dit anderszins noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 23 lid 1 Bvt, de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. Omdat niet verwacht kan worden dat vóór het uitvoeren van een kamerinspectie wordt vastgesteld in welke staat de zich op de kamer bevindende goederen verkeren, is het bij gebleken beschadigingen daarom aan de verpleegde om aannemelijk te maken dat de schade door toedoen van het personeel is ontstaan.[14] Het is echter wel het hoofd van de inrichting die op dat moment de verantwoordelijkheid draagt over de goederen van een verpleegde. Zo is het hoofdregel dat de deuren van een kamerruimte worden gesloten tijdens de afwezigheid van de verpleegde (bijvoorbeeld na de inspectie); gebeurt dit niet dan is het hoofd van de inrichting in principe verantwoordelijk voor eventuele vermissingen en/of beschadigingen.

Voorbeeld
1. De vermissing van goederen moet in dit geval aan het hoofd van de inrichting worden toegerekend. Er is geen ontruimingsverslag van klagers flat opgemaakt. Klager was in het bezit van een fiets. Beroep gegrond. Beklag alsnog gegrond. Tegemoetkoming € 50,--.[15]

2. In de betreffende inrichting is het gebruikelijk dat de celdeuren tevoren worden opengemaakt wanneer een groep gedetineerden terugkeert op een afdeling. Er werd dan door het personeel toezicht gehouden op de cellen. Dit toezicht is dan onderdeel van de zorgplicht die een directeur draagt. Als niet vast komt te staan dat in deze zorgplicht te kort wordt geschoten, is een vermissing of beschadiging niet toe te rekenen aan de directeur.[16] 

Controle van geprivilegieerde post bij kamerinspectie
Veel verpleegden bewaren in hun kamer enveloppen of andere poststukken afkomstig van personen of instanties zoals de advocaat of de rechtbank. Geregeld vinden kamerinspecties plaats waarbij onder andere wordt gezocht naar contrabande. Uitgangspunt is dat enveloppen, verzonden aan of afkomstig van personen of instanties als bedoeld in artikel 36 lid 1 en 2 Bvt (de zogenaamde geprivilegieerden), voor zover mogelijk in het bijzijn van de verpleegde mogen worden geopend en gecontroleerd met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. Zie ook de Regeling geprivilegieerde post verpleegden.

Deze bescherming geldt ook in het geval dat de geopende envelop zich op de cel van de gedetineerde bevindt.  Dit is vanwege het zwaarwegende belang van bescherming van de vrije en onbelemmerde communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt. [17] Indien dus in de cel van een gedetineerde een dergelijke envelop wordt aangetroffen, mag deze slechts in aanwezigheid van de gedetineerde doorzocht worden ter controle op contrabande.

Aansprakelijkheid van het hoofd van de inrichting bij vermissing of schade
Het uitgangspunt bij vermissing van of schade aan goederen is dat de verpleegde zelf aansprakelijk is voor voorwerpen die hij bij of met zich meedraagt. Hetzelfde geldt voor voorwerpen die in de verblijfruimtes zijn geplaatst. Maar uit vaste jurisprudentie van de RSJ volgt dat het hoofd van de inrichting op grond van het eigendomsrecht verantwoordelijk kan worden gehouden voor schade aan eigendommen van de verpleegde die door personeel van de inrichting is toegebracht.[18] In tegenstelling tot gedetineerden, is de aansprakelijkheid van het hoofd van de inrichting voor eigendommen van de verpleegde in de Bvt niet beperkt tot een bepaald bedrag. Dit is het gevolg van het over het algemeen lange verblijf in een inrichting, waarbij de hoeveelheid goederen op kamer in de loop der jaren aardig op kan lopen.

Doorgaans moet een verpleegde bij binnenkomst een verklaring van eigen risico ondertekenen voor goederen die hij meeneemt naar zijn verblijfsruimte. Daarmee wordt het hoofd van de inrichting dan in beginsel uitgesloten van verdere verantwoordelijkheid en behoudt de verpleegde zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen bezittingen. Maar het enkele feit dat een gedetineerde een verklaring van eigen risico heeft ondertekend, betekent niet dat de Staat nooit aansprakelijk kan worden gesteld voor de vermissing van goederen.

Bewaartermijn
In de Circulaire voorwerpen van ingeslotenen wordt geadviseerd in de huisregels bepalingen op te nemen over de bewaartermijn van de goederen die in de inrichting achterblijven na ontslag, na spoedeisende overplaatsing, na onttrekking aan de detentie of na overlijden van een ingeslotene. Deze termijn is in zijn algemeenheid bepaald op (ten minste) zes maanden.

Transport van goederen
Dagelijks worden goederen van verpleegden getransporteerd door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Dit gebeurt op basis van de Regeling vervoer van justitiabelen en de Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade. Artikel 10 van de Regeling vervoer van justitiabelen bepaalt dat tijdens het transport vanuit een inrichting uitsluitend bagage wordt meegenomen die door de directeur of het hoofd van de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een gesloten bagagedoos of preciosazak. Per persoon wordt niet meer dan één bagagedoos en/of preciosazak meegenomen. Dieren worden niet meegenomen.

Op grond van artikel 13 van de Regeling vervoer van justitiabelen blijft de bagagedoos of preciosazak gedurende het transport in beheer van de transportgeleider. Een bagagedoos of preciosazak wordt niet geopend. Zonder uitdrukkelijke toestemming van de transportuitvoerder, worden van derden geen goederen aangenomen of meegenomen.

De vrachtdienst van de DV&O verzorgt op grond van artikel 14 van voornoemde regeling het vervoer van goederen van verpleegden die niet in één bagagedoos verpakt kunnen worden. Dit vervoer vindt plaats op aanvraag van de inrichting. Het deugdelijk verpakken van de door de vrachtdienst van de DV&O te vervoeren vracht en het invullen van de vrachtbrief valt onder de verantwoordelijkheid van de verzendende inrichting. De vrachtdienst stelt hiervoor op verzoek de benodigde vrachtdozen en brieven beschikbaar aan de inrichtingen. De chauffeur van de vrachtdienst tekent alleen voor het aantal dozen dat hij in ontvangst neemt, niet voor de inhoud daarvan. Open dozen of dozen die zijn dichtgevouwen maar niet zijn dichtgeplakt worden geweigerd. Zoals is opgenomen in de Circulaire voorwerpen van ingeslotenen blijft een kopie van de vrachtbrief, met de naam en paraaf van de chauffeur erop, achter bij de verzendende inrichting. Hiermee heeft de verzendende inrichting dus een bewijs van afgifte.

Bij aflevering van de vracht bij de ontvangende inrichting tekent de ontvanger met vermelding van diens naam voor ontvangst op de vrachtbrief. Een kopie van deze brief gaat mee met de chauffeur. Indien zich tijdens het vervoer omstandigheden hebben voorgedaan die schade hebben dan wel kunnen hebben veroorzaakt aan de vracht, maakt de chauffeur hiervan een aantekening op de vrachtbrief en meldt dit bij de ontvangende inrichting en het hoofd van de vrachtdienst. Indien bij aflevering blijkt dat de zending niet compleet is, gaat het aanwezige deel mee terug met de chauffeur. De vrachtdienst zoekt vervolgens uit waar het ontbrekende deel van de zending is en voegt dit weer samen. De complete zending wordt vervolgens bij de ontvangende inrichting afgeleverd. Deelleveranties zijn niet toegestaan. Dit ter voorkoming van misverstanden over wat wel en wat niet is afgeleverd.[19]

Aansprakelijkheid bij schade en afhandeling
In het geval dat tijdens of rondom het transport van eigendommen van ingeslotenen schade aan deze eigendommen ontstaat of eigendommen worden vermist, geldt dat de verzendende inrichting in beginsel hiervoor aansprakelijk is. Pas als de ontvangende inrichting voor ontvangst van de eigendommen heeft getekend, gaat deze aansprakelijkheid over op de ontvangende inrichting. Klachten dienen dus afhankelijk van of er wel of niet is getekend voor ontvangst, bij de verzendende dan wel de ontvangende inrichting te worden gedeponeerd. Blijkt dat de DV&O/vrachtdienst aansprakelijk is voor de geconstateerde schade, dan zal de op grond van voornoemde procedure aansprakelijke inrichting een eventuele claim eerst zelf afhandelen en de overeengekomen schadevergoeding aan de klager betalen. Vervolgens verhaalt de betreffende inrichting de uitgekeerde schadevergoeding op de DV&O/vrachtdienst. De klager zal derhalve niet zelf contact hebben met de DV&O.[20]

Voorbeeld
Het is niet aannemelijk geworden dat de ontvangende inrichting voor ontvangst heeft getekend. Het enkele feit dat deze inrichting klager een terug te betalen voorschot heeft gegeven voor tijdens transport ontstane schade aan zijn spullen, betekent niet dat die inrichting aansprakelijkheid heeft erkend. De verzendende inrichting is aansprakelijk. Beroep gegrond, geen tegemoetkoming, met opdracht aan de verzendende inrichting ervoor te zorgen dat de situatie wordt opgelost.[21]

Beklag tegen een beslissing van het hoofd van de inrichting inzake voorwerpen
Vanwege het individuele karakter van het beklagrecht, zijn uitsluitend (directie)beslissingen voor beklag vatbaar die jegens de verpleegde persoonlijk zijn genomen en is dus geen beklag mogelijk tegen algemeen geldende regels. Er kunnen zich ten aanzien van de beklagwaardigheid drie verschillende situaties voordoen:

a. het voorwerp staat op de lijst van verboden voorwerpen.
Een klacht van de verpleegde over de weigering van de directie tot invoer van dat verboden voorwerp, zal niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het betreft immers een klacht over een algemene op de wet gebaseerde  regeling.[22]

b. het voorwerp staat op de lijst van toegestane voorwerpen.
Indien het voorwerp op deze lijst staat, zal een klacht van een verpleegde over de weigering van het hoofd van de inrichting tot invoer van dat in beginsel toegestane voorwerp ontvankelijk moeten worden verklaard. De beklagrechter dient te beslissen over de redelijkheid en billijkheid van de beslissingen.

c. het voorwerp staat op geen van beide lijsten.
In dit geval zal een klacht van een verpleegde over de weigering van de directie tot invoer van het op geen van de lijsten genoemde voorwerp moeten worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid. Het is immers aan het hoofd van de inrichting om, indien een voorwerp niet op de lijst staat van verboden, noch op die van toegestane voorwerpen, in alle gevallen een afweging te maken, zodat de redelijkheid en billijkheid daarvan door een beklagcommissie kan worden getoetst; een botte weigering zal tot gegrondverklaring van de klacht leiden.

Verder moet duidelijk voor ogen worden gehouden dat wanneer een beklagcommissie een geldbedrag toekent vanwege schade of vermissing van goederen, dit een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. [23] In geval er sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten, kan aanleiding bestaan schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor een eventuele schadevergoeding kan de verpleegde een verzoek doen aan het hoofd van de inrichting van de inrichting of zich richten tot de civiele rechter. Zie voor meer informatie het dossier Tegemoetkoming.
                                                                                                                                                             

[1] Artikel 2 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

[2] Artikel 2 lid 1 Regeling model huisregels private instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden.

[3] RSJ 05/1008/TA en 05/1009/TA, 20 juli 2005 en 11 augustus 2015, KC 2015/022.

[4] RSJ 2 juni 2014, 13/4269/TA.

[5] RSJ R-18/1797/TA en R-18/1784/TA, 11 maart 2019.

[6] RSJ 16/3936/TA, 31 januari 2017.

[7] RSJ R-19/4399/TA, 5 maart 2020.

[8] Cleiren & Nijboer, Tekst en commentaar Strafrecht, 9e druk, p. 2190-2192.

[9] RSJ 20 juli 2015, 15/0731/TA.

[10] Zie vergelijkbaar RSJ R-19/4470/GA en R-19/4471/GA, 9 december 2020.

[11] RSJ 6 november 2015, 15/1343/TA.

[12] C. Kelk, Nederlands Detentierecht, Kluwer: Deventer 2008, p. 234.

[13] RSJ R-20/7674/TA, 11 december 2020.

[14] RSJ 17 augustus 2012, 12/0532/TA.

[15] RSJ 11 december 2012, 12/2909/TA.

[16] RSJ 25 mei 2010, 10/0626/GA.

[17] RSJ 29 januari 2014, 13/1993/GA en RSJ 14 maart 2014, 13/3740/GA.

[18] RSJ 23 maart 2016, 15/4093/TA en 15/4120/TA.

[19] Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade, 31 oktober 2014, Kenmerk 578934.

[20] Idem.

[21] RSJ 23 augustus 2016, 16/1513/TA.

[22] RSJ 14 december 2015, 15/2930/GA.

[23] RSJ 22 december 2015, 15/2647/TA en 15/2885/TA.