Sla inhoud over

Post jeugdigen

Recht op post
Op grond van artikel 41 lid 1 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj) hebben jeugdigen het recht om brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij de directeur anders bepaalt, voor rekening van de jeugdige. 

Toezicht
De briefwisseling staat onder controle van de directeur. Op grond van artikel 41 lid 2 Bjj is de directeur bevoegd tot het openen en onderzoeken van poststukken afkomstig van en bestemd voor jeugdigen op bijgevoegde voorwerpen. Het doel van het onderzoek is het tegengaan van de invoer van contrabande (bijvoorbeeld drugs).

Ook kan de directeur op grond van artikel 41 lid 3 Bjj toezicht uitoefenen op de inhoud van brieven en andere poststukken. Dit toezicht kan het kopiëren van brieven en andere poststukken omvatten en moet noodzakelijk zijn met het oog op één van de in artikel 41 lid 4 Bjj genoemde belangen:

  • De handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
  • de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten;
  • de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven;
  • de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige;
  • de uitvoering van het perspectiefplan.

Met het oog op de bescherming van de privacy van de jeugdige is het wenselijk dat de directeur dit toezicht door functionarissen laat uitoefenen die niet in direct contact met de jeugdige staan, bijvoorbeeld een medewerker van de administratie en niet een groepsleider.

De directeur moet van te voren aan de jeugdige meedelen op welke wijze hij het toezicht zal uitoefenen (artikel 41 lid 3 Bjj).

Weigering verzending/uitreiking poststukken
De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren (artikel 41 lid 4 Bjj). De weigering moet noodzakelijk zijn met het oog op de belangen genoemd in artikel 41 lid 4 Bjj. De niet uitgereikte brieven of andere poststukken dan wel bijgesloten voorwerpen kan de directeur teruggeven aan de jeugdige, voor diens rekening verzenden aan de verzender, onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de jeugdige bewaren, met toestemming van de jeugdige vernietigen of ter hand stellen aan een opsporingsambtenaar met het oog op voorkoming of opsporing van strafbare feiten (artikel 41 lid 5 Bjj).

Post van geprivilegieerden
In artikel 42 lid 1 en lid 2 Bjj zijn de betrokkenen opgesomd die van toezicht en weigering van het verzenden dan wel ontvangen van post zijn uitgesloten. Dit zijn de zogenoemde geprivilegieerde instanties en personen, bijvoorbeeld de advocaat van de jeugdige of een lid van de commissie van toezicht. Ook ouders, voogd, stiefouder en pleegouders behoren in het geval van een jeugdige tot geprivilegieerde personen, behalve  ingeval zwaarwegende belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten. Als de directeur de poststukken gericht aan of afkomstig van geprivilegieerde instanties en personen wil onderzoeken, dan moet dit in aanwezigheid van de betrokken jeugdige gebeuren (artikel 41 lid 2 Bjj). Als dat niet gebeurt, levert dit een beklagwaardige beslissing op. Nadere regels met betrekking tot geprivilegieerde post zijn neergelegd in de Regeling geprivilegieerde post jeugdigen.