Sla inhoud over

Post

Recht op Post
Op grond van artikel 35 lid 1 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (hierna: Bvt) hebben ter beschikking gestelden (hierna: verpleegden) het recht op het verzenden en ontvangen van brieven en andere poststukken. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij het hoofd van de inrichting anders bepaalt, voor rekening van de verpleegde.

Openen en onderzoeken op bijgesloten voorwerpen
De directeur heeft de bevoegdheid enveloppen of andere poststukken van of bestemd voor de verpleegde op de aanwezigheid van bijgesloten onderwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Het openen moet, voor zover mogelijk, in aanwezigheid van de verpleegde gebeuren. Het openen en onderzoeken geldt niet ten aanzien van personen die op eigen verzoek hun verblijf in een inrichting willen voortzetten of opnieuw in een inrichting opgenomen willen worden opgenomen, tenzij de kantonrechter te ’s-Gravenhage hiertoe de opdracht heeft gegeven (artikel 35 lid 2 Bvt).

Postmaatregel: Toezicht op de inhoud van correspondentie
De directeur kan aan een verpleegde een postmaatregel opleggen en mag dan voor ten hoogste vier weken toezicht houden op de geschreven inhoud van de brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde (artikel 35 lid 3 Bvt). Het kan daarbij gaan om alle brieven of poststukken, maar het is ook mogelijk om enkel toezicht te houden op brieven of poststukken van of voor bepaalde personen of instanties (artikel 35 lid 4 Bvt). De verpleegde kan hiertegen in beklag gaan. Verder heeft de RSJ bepaald dat digitale documenten niet onder het bereik van deze bepalingen vallen en dus niet aangemerkt kunnen worden als post. De postmaatregel is daarom niet van toepassing op deze gevallen.[1]


De postmaatregel mag alleen worden opgelegd als dit noodzakelijk is met het oog op een van de in artikel 35 lid 3 Bvt genoemde belangen:

  1. De bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
  2. de handhaving van de orde of de veiligheid binnen de inrichting;
  3. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
  4. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven of;
  5. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.


Een voorbeeld waarbij de beroepscommissie het begrijpelijk achtte dat de instelling kennis wenste te nemen van de inhoud van klagers brieven is een uitspraak van 5 juli 2021. Klager schreef in zijn brieven namelijk over personeelsleden en dat heeft hij ook niet betwist. Hoewel het onduidelijk was wat er in de brieven werd geschreven, achtte de beroepscommissie het niet onbegrijpelijk,  in combinatie met de omstandigheid dat klager zich eerder dreigend had opgesteld richting het personeel, dat de instelling toezicht wenste. Het beroep werd ongegrond verklaard.[2]

Weigering verzending of uitreiking
De verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken en/of bijgesloten voorwerpen kunnen op grond van artikel 35 lid 5 Bvt worden geweigerd, mits dit noodzakelijk is met het oog op een belang als genoemd in artikel 35 lid 3 Bvt. De directeur draagt ervoor zorg dat de niet uitgereikte brieven of andere poststukken (dan wel bijgesloten voorwerpen) worden terug gegeven aan de verpleegde, of dat deze voor diens rekening worden teruggezonden aan de verzender, of een ander door de verpleegde opgegeven adres worden bewaard, vernietigd, of ter hand worden gesteld aan een opsporingsambtenaar (artikel 35 lid 6 Bvt).

Een voorbeeld waarbij de uitreiking van een teruggezonden brief met daarbij behorende foto’s werd geweigerd is een uitspraak van 29 augustus 2016. In deze uitspraak vond de beroepscommissie, het niet aan klager uitreiken van een teruggezonden brief met daarbij behorende foto's, die hij aan een verpleegde in een andere locatie had gestuurd, niet onredelijk, gezien het delict van klager waarvoor hem tbs is opgelegd. Daarnaast was de inhoud van de brief in combinatie met de foto’s volgens de inrichting ongeschikt voor de desbetreffende verpleegde om kennis van te nemen.[3]

Dat de directeur een zorgplicht heeft ten aanzien van poststukken blijkt uit een uitspraak van 22 december 2022. In deze zaak had de verpleegde een pakket laten bezorgen bij de instelling en daarvan een afleverbericht ontvangen van PostNL. Ondanks het feit dat er mogelijk iets misging bij PostNL, ligt de verantwoordelijkheid bij de directeur van de instelling. De beroepscommissie heeft bepaald dat het aan de instelling is om eventuele problemen op te lossen. Het beroep is gegrond verklaard en verpleegde heeft een tegemoetkoming ontvangen.[4]


Post van of voor geprivilegieerden
De correspondentie van de geprivilegieerde personen en instanties genoemd in artikel 36 lid 1 Bvt zijn vrijgesteld van toezicht en van de mogelijkheid van weigering tot uitreiking of verzending. Brieven afkomstig van geprivilegieerde personen of instanties moeten in een gesloten envelop worden gedaan en worden geadresseerd aan de verpleegde. De gesloten envelop moet weer in een andere envelop worden gevoegd. Deze envelop moet worden geadresseerd aan het hoofd van de inrichting met het verzoek de bijgesloten envelop aan de verpleegde uit te reiken.

Voor het hoofd van de inrichting moet kenbaar zijn in welke hoedanigheid de afzender de brief heeft geschreven. Als het hoofd van de inrichting het -met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen- noodzakelijk acht de binnenste envelop van de brief of andere poststuk te openen, dan moet hij dit in het bijzijn van de verpleegde doen (artikel 3 van de Regeling geprivilegieerde post verpleegden).[5]

Voor het onrechtmatig openen door de instelling, buiten aanwezigheid van de verpleegde, kan een tegemoetkoming worden toegekend. In een uitspraak van 6 mei 2016 kende de beroepscommissie van de RSJ aan klager een tegemoetkoming toe van €75,- (€7,50 per poststuk), aangezien het aannemelijk was dat drie brieven van klagers advocaat buiten klagers aanwezigheid waren geopend en dat zeven poststukken niet aan klager waren uitgereikt.[6]

Als de verpleegde brieven aan één van de geprivilegieerde personen of instanties wil versturen, dan moet hij ervoor zorg dragen dat het voor het hoofd van de inrichting kenbaar is aan welke persoon en in welke hoedanigheid of aan welke instantie de envelop van de brief is gericht (artikel 4 Regeling geprivilegieerde post verpleegden).

                                                                                                                                                             

[1] RSJ 4 januari 2013, 12/3020/TA.

[2] RSJ 5 juli 2021, R-20/8453/TA.

[3] RSJ 29 augustus 2016, 16/1935/TA.

[4] RSJ 22 december 2022, 22/28017/TA, 22/28019/TA, 22/28022/TA, 22/28023/TA en 22/28025/TA.

[5] Zie bijvoorbeeld; RSJ 11 juli 2022, 22/26680/TA. en RSJ 26 mei 2020, R-19/4045/GA.

[6] RSJ 6 mei 2016, 16/0278/TA.