Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2008/051

Datum uitspraak:
02/04/2008
Artikel:
570b Sv, 26 Pbw, 47 Pm, Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting
Samenvatting:
Beklagcommissie niet bevoegd om te oordelen over de vraag of de inrichting aansprakelijk is voor de ziektekos-ten. Beklagrecht strekt niet tot schadevergoeding. Beslissing tot strafonderbreking wordt genomen door minister van justitie. Directeur van inrichting neemt ver-zoek tot strafonderbreking in ontvangst, verzamelt gegevens en geleidt het door naar de minister. Kosten van geneeskundige verzorging gedetineerde komen voor rekening van de staat. Staat niet verantwoorde-lijk voor deze kosten, wanneer straf van de betrokkene feitelijk niet wordt ten uitvoer gelegd en wanneer hij niet in een penitentiaire inrichting verblijft. Eigen verantwoordelijkheid van een gedetineerde om zich hiertegen te verzekeren voor de periode dat hij niet in inrichting gevangenisstraf ondergaat. Gedetineerde moet worden geacht hiervan op de hoogte te zijn. Vraag of minister in het kader van zijn beslissing tot strafonderbreking klager heeft gewezen op noodzaak zich te verzekeren en zo nee, of de minister dit had behoren te doen, staat niet ter beoordeling aan de beklagcommis-sie. Beklag ongegrond.
Uitspraak:

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE.
De beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de Penitentiaire Inrichtingen […..], hierna aan te duiden als de beklagcommissie, heeft kennis genomen van een op 5 september 2007 gedateerd en op 10 september 2007 ontvangen klaagschrift ingediend door […..], klager, gedetineerd in p.i. […..].

Het beklag is gericht tegen de beslissing van de directie om de kosten verbonden aan een operatie van klager tijdens een strafonderbreking niet te betalen. Op 25 september 2007 heeft de directie schriftelijk de inlichtingen verstrekt waartoe het klaagschrift haar aanleiding gaf.

Ter zitting van de beklagcommissie van 11 oktober 2007 is deze beklagzaak behandeld. De directie is verschenen bij de heer […..], unitdirecteur. Klager is in persoon ter zitting verschenen.

HET GESCHIL EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN.
1.1. Klager is reeds vanaf 2003 gedetineerd. Tijdens deze detentie heeft hij enkele keren een hartinfarct gehad. In verband hiermee is in 2006 zijn straf enkele maanden onderbroken.

1.2. Begin 2007 heeft klager opnieuw strafonderbreking gekregen om een medische behandeling te ondergaan. Het betrof een hartoperatie die niet in het penitentiair ziekenhuis te Scheveningen kan worden uitgevoerd.

1.3. Bij brief van 6 augustus 2007 aan de directeur van […..] heeft klager laten weten dat hem achteraf is gebleken dat hij niet verzekerd was tegen de kosten van de onder 1.2 bedoelde operatie en dat deze kosten nu aan hemzelf in rekening zijn gebracht. Klager stelt zich op het standpunt dat hij de strafonderbreking bedoeld onder 1.2 heeft gekregen op verzoek van de medische dienst en dat niemand hem erop heeft gewezen dat hij zelf moet zorgen voor een ziektekostenverzekering tijdens een periode van strafonderbreking. Noch de selectiefunctionaris – die heeft beslist tot strafonderbreking – noch medewerkers van […..] hebben meegedeeld dat de overheid niet aansprakelijk is voor eventuele ziektekosten gemaakt tijdens strafonderbreking. Volgens klager zijn de ziektekosten tijdens een eerdere strafonderbreking “gewoon” door de inrichting betaald Klager heeft de directeur van […..] verzocht te overwegen de gemaakte ziektekosten te vergoeden.

1.4. Bij brief van 20 augustus 2007 heeft de directeur van […..] aan klager laten weten dat kosten in het kader van ziekte en behandeling alleen worden vergoed wanneer betrokkene in detentie verblijft. Tijdens een strafonderbreking is geen sprake van detentie en daarom draagt justitie de in deze periode gemaakte ziektekosten niet. De directeur stelt dat bij de toekenning van de strafonderbreking aan klager door een medewerker van de inrichting een brochure is uitgereikt waarin staat dat men zelf een zorgverzekering moet afsluiten wanneer men niet in detentie verblijft. Indien de ziektekosten tijdens een eerdere strafonderbreking wel zijn betaald door de inrichting, is er een fout gemaakt en heeft klager toen geluk gehad.

1.5. Bij brief van 5 september 2007 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de directeur om de ziektekosten niet te vergoeden. Hij stelt onder meer dat hem, anders dan de directeur heeft gesteld, niet is meegedeeld dat hij zichzelf moest verzekeren en dat het hier om een ingewikkelde regeling gaat, die een gedetineerde redelijkerwijs niet hoeft te kennen.

1.6. Nader heeft de directeur laten weten dat het mogelijk is dat klager geen brochure heeft ontvangen, aangezien deze brochures pas sedert begin januari 2007 worden gebruikt. Maar dit neemt volgens de directeur niet weg dat de verzekering een eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene is.

DE BEOORDELING
2.1. De beklagcommissie is niet bevoegd om te oordelen over de vraag of de inrichting aansprakelijk is voor de ziektekosten. Het beklagrecht strekt niet tot schadevergoeding. In het geval dat een beklag gegrond wordt verklaard, wordt aan de klager geen schadevergoeding toegekend, maar kan een tegemoetkoming worden toegekend, bijvoorbeeld een financiële compensatie omdat betrokkene ten onrechte in een strafcel is opgesloten of extra faciliteiten zoals bezoek. Indien klager schadevergoeding wenst, zoals in dit geval een vergoeding van zijn medische kosten, kan hij een vordering instellen bij de burgerlijke rechter.

2.2. De beslissing tot strafonderbreking wordt niet genomen door de directeur van de inrichting, maar door de minister van justitie (art. 570b van het Wetboek van Strafvordering). Het is echter de directeur van de inrichting – feitelijk: het BSD – die het verzoek tot strafonderbreking in ontvangst neemt, de relevante gegevens verzamelt en een en ander doorgeleidt naar de minister.

2.3. Strafonderbreking houdt in dat de tenuitvoerlegging van de straf wordt onderbroken (art. 570b van het Wetboek van Strafvordering. Dit in tegenstelling tot incidenteel verlof zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Tijdens een incidenteel verlof loopt de detentie door (art. 26, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet). Voor het ondergaan van een medische behandeling kan ook incidenteel verlof worden verleend (art. 28 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting), maar dat is slechts bedoeld voor heel korte behandelingen. Gelet op de ingrijpendheid van de behandeling is in dit geval gekozen voor strafonderbreking (art. 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting).

2.4. Ingevolge art. 47 van de Penitentiaire maatregel komen ten laste van de staat de kosten van geneeskundige verzorging van de gedetineerde die in een inrichting gevangenisstraf ondergaat. Hieruit vloeit voort dat de staat niet verantwoordelijk is voor de kosten van geneeskundige verzorging, wanneer de straf van de betrokkene feitelijk niet wordt ten uitvoer gelegd en wanneer hij niet in een penitentiaire inrichting verblijft.

2.5. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een gedetineerde om zich te verzekeren tegen de kosten van geneeskundige verzorging voor de periode dat hij niet in een inrichting gevangenisstraf ondergaat. Een gedetineerde moet worden geacht te weten dat deze kosten slechts door de staat worden betaald zolang hij gedetineerd is, en dat hij daarbuiten zelf moet zorgen voor een voorziening voor zulke kosten.

2.6. Het zou uiteraard gelukkiger zijn geweest als klager door het BSD uitdrukkelijk was gewezen op de noodzaak zich te verzekeren. Maar het feit dat dit kennelijk niet is geschied, maakt het handelen van het BSD nog niet onzorgvuldig. Het lag, gelet op het eenvoudige uitgangspunt dat onder 2.5 is geformuleerd, op klagers weg om zich te informeren. De zaak zou anders liggen indien klager bij het BSD navraag zou hebben gedaan en hem toen zou zijn gezegd dat de medische kosten door de staat zouden worden vergoed. Dán zou de BSD onzorgvuldig hebben gehandeld. Maar dit geval doet zich niet voor. Het feit dat het BSD niet op eigen initiatief de klager heeft gewezen op de noodzaak zich te verzekeren, acht de beklagcommissie niet verwijtbaar, zodat ook de directeur geen verwijt kan worden gemaakt.

2.7. Aan het bovenstaande doet niet af dat – naar klager stelt – in een eerder geval van strafonderbreking de medische kosten wel zijn vergoed door de staat. Immers het blijkt niet dat het BSD daarvan op de hoogte was, laat staan dat het BSD zou hebben geweten waarom dit dan zou zijn gebeurd en had moeten begrijpen dat dit een aanleiding was om klager voor de nieuwe strafonderbreking uitdrukkelijk te waarschuwen dat hij zichzelf moest verzekeren.

2.8. Aan de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde om zich te verzekeren, doet ook niet af dat – zoals klager stelt in zijn brief van 6 augustus 2007 aan de directeur – de strafonderbreking is aangevraagd “op verzoek van de medische dienst”. De beklagcommissie begrijpt dit aldus dat de medische dienst klager erop heeft gewezen dat de medische behandeling die hij moest ondergaan niet zou kunnen plaatsvinden tijdens de detentie in het penitentiair ziekenhuis, zodat strafonderbreking nodig zou zijn. Dit gegeven staat los van de vraag voor wiens kosten die medische behandeling plaats vindt.

2.9. De vraag of de minister in het kader van zijn beslissing tot strafonderbreking de klager heeft gewezen op de noodzaak zicht te verzekeren en zo nee, of de minister dit had behoren te doen, staat niet ter beoordeling aan de beklagcommissie.

2.10. De beklagcommissie komt tot de slotsom dat het beklag niet gegrond is.

DE BESLISSING.
De beklagcommissie:

VERKLAART de klacht ongegrond.

ALDUS gedaan te […..] op 2 april 2008 door de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de Penitentiaire Inrichtingen [...], bestaande uit […..], voorzitter en […..], leden, in tegenwoordigheid van […..], secretaris.