Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2023/034

Datum uitspraak:
15/11/2023
Artikel:
16, 17, 56 en 57 Bvt
Samenvatting:
Klager verblijft sinds 7 september 2022 in de Oostvaarderskliniek. Ten tijde van de klacht was er nog geen behandelingsplan opgesteld, terwijl dit binnen drie maanden na binnenkomst opgesteld dient te zijn. De directie erkent dat zij niet heeft voldaan aan de wettelijke eis inzake het vaststellen van een behandelingsplan. De kliniek betoogt echter dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag, omdat klager behandelingen heeft ontvangen in de vorm van programmaonderdelen zoals arbeid en sociotherapie, en er daarom geen sprake is van een schending van de zorgplicht. De beklagcommissie is van oordeel dat de kliniek de zorgplicht onvoldoende heeft betracht, nu klagers behandelingsplan niet binnen drie maanden is opgesteld. Het heeft tien maanden geduurd voordat het eerste gesprek hierover is gevoerd, dit was bovendien naar aanleiding van de klacht. De omstandigheid dat klager heeft deelgenomen aan algemene programmaonderdelen doet niet af aan het feit dat klager nooit behandelspecifieke therapie(ën) heeft ontvangen. De beklagcommissie verklaart het beklag daarom gegrond en kent klager een compensatie toe van 50 euro voor elke maand tussen het verstrijken van de driemaandentermijn voor het opstellen van het behandelplan tot aan het moment dat de kliniek actie heeft ondernomen op 5 juli 2023, zijnde € 350,--.
Uitspraak:

De beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij het FPC Oostvaarderskliniek te Almere


Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij het FPC Oostvaarderskliniek, inzake het klaagschrift van:

[…], verder te noemen klager.

Het klaagschrift is gericht tegen:

  • Het feit dat niet binnen drie maanden na binnenkomst van klager in de kliniek een behandelingsplan is opgesteld.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van 11 september 2023 in het bijzijn van klager, zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters en namens de inrichting mr. […] (jurist).

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:

  • klaagschrift gedateerd 1 juni 2023 en ingekomen bij het secretariaat op 2 juni 2023;
  • directiecommentaar gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 3 september 2023;
  • het verhandelde ter zitting van 11 september 2023.


Deze stukken worden als ingevoegd beschouwd.


Standpunt klager

Klager verblijft sinds 7 september 2022 in de Oostvaarderskliniek. Tot op heden is echter geen behandelingsplan opgesteld, terwijl dit binnen drie maanden na binnenkomst opgesteld dient te zijn. Klager is van mening dat hij ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beklag, omdat hij door het ontbreken van een behandelingsplan geen behandeling heeft gehad en de kliniek daarom de zorgplicht niet is nagekomen.[1] Het niet nakomen daarvan is beklagwaardig.


Reactie directeur

Klager is op 7 september 2022 de kliniek binnengekomen. Zijn eerste behandelingsplanbespreking heeft op 5 juli 2023 plaatsgevonden, nadat uit de klacht bleek dat dit nog niet gebeurd was. De kliniek erkent dat zij hiermee niet heeft voldaan aan de wettelijke eis inzake het vaststellen van een behandelingsplan. De kliniek betoogt echter dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag, omdat klager behandelingen heeft ontvangen in de vorm van programmaonderdelen zoals arbeid en sociotherapie. Er is volgens de kliniek daarom geen sprake van een schending van de zorgplicht.  


Beoordeling

De ontvankelijkheid

Allereerst dient beoordeeld te worden of klager ontvangen kan worden in zijn beklag.

Artikel 56 en 57 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) bepalen tegen welke beslissingen de verpleegde beklag kan indienen bij de beklagcommissie. Blijkens artikel 56, vierde lid, van de Bvt is de wijze waarop een zorgplicht wordt betracht niet beklagwaardig.

Op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, Bvt draagt het hoofd van de inrichting ervoor zorg dat de verpleegde overeenkomstig zijn verplegings- en behandelingsplan wordt behandeld.

Volgens vaste rechtspraak is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht.[2]

Op grond van artikel 16 lid 1 Bvt dient in ieder geval binnen drie maanden na binnenkomst van de verpleegde in de inrichting een behandelingsplan opgesteld te zijn.

Niet in geschil is dat klagers behandelingsplan niet tijdig is opgesteld en hij nog altijd geen behandelspecifieke therapie(ën) heeft ontvangen. Hierin en in de overige door klager gestelde omstandigheden ziet de beklagcommissie voldoende grond voor het oordeel dat sprake kan zijn van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en zal hij worden ontvangen in zijn beklag.


De inhoudelijke beoordeling

Gelet op het feit dat klagers behandelingsplan niet binnen drie maanden is opgesteld en het tien maanden heeft geduurd voordat het eerste gesprek hierover is gevoerd, wat plaatsvond naar aanleiding van het indienen van de klacht, kan worden vastgesteld dat de kliniek de zorgplicht in dezen onvoldoende heeft betracht. De omstandigheid dat klager heeft deelgenomen aan algemene programmaonderdelen zoals arbeid en sociotherapie doet niet af aan het feit dat klager nooit behandelspecifieke therapie(ën) heeft ontvangen. Juist een dergelijke behandeling is voor klager van belang. De beklagcommissie verklaart het beklag daarom gegrond en kent klager een compensatie toe van 50 euro voor elke maand tussen het verstrijken van de driemaandentermijn voor het opstellen van het behandelplan tot aan het moment dat  de kliniek actie heeft ondernomen op 5 juli 2023.

Beslissing

De beklagcommissie verklaart:

  • het beklag gegrond;
  • en kent een compensatie toe van 350 euro.

Aldus gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzitter van de beklagcommissie, mr. A.J. van de Velden en J. Helmer, leden van de beklagcommissie, bijgestaan door R.M. Appels, secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 15 november 2023.

[1] RSJ 10 september 2007 R-07/1476/TA

[2] RSJ 29 maart 2010 R-09/3628/TA