Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2014/048

Datum uitspraak:
25/10/2013
Artikel:
60, 57 lid 1, 58 lid 1, 40, 50, 51 Pbw, Huisregels PI
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over de aan hem opgelegde disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting op eigen cel zonder televisie omdat klager met journalisten heeft gesproken zonder daarvoor toestemming te vragen aan de directeur. Het was klager niet bekend dat hij zonder toestemming geen contact mocht opnemen met journalisten. De directeur is van mening dat klager met zijn handelen de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar heeft gebracht en acht de disciplinaire straf niet onredelijk en onbillijk. De beklagrechter is van oordeel dat uit de bewoordingen van artikel 40 van de Pbw en artikel 14.3 van de Huisregels voortvloeit dat het een gedetineerde onder alle omstandigheden verboden is zonder toestemming van de directeur een gesprek te voeren met een vertegenwoordiger van de media. Van deze wet- en regelgeving had klager op de hoogte moeten en kunnen zijn. Klager had zich bewust moeten zijn dat zijn gesprek met de betreffende journalisten kon leiden tot een artikel in het betreffende dagblad en dat hij voor een dergelijk gesprek toestemming had moeten vragen. De disciplinaire straf is aldus niet in strijd met wet- en regelgeving aan klager opgelegd. De klacht wordt ongegrond verklaard. Het beroep van klager is ook ongegrond verklaard.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ P.I. […]

De alleensprekende beklagrechter heeft kennis genomen van het op 20 augustus 2013 bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:

[…], verder te noemen klager en thans verblijvende in P.I. […].

Het klaagschrift, gedateerd 16 augustus 2013, is gericht tegen een aan klager opgelegde disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting op eigen cel zonder televisie omdat klager met journalisten heeft gesproken zonder daarvoor toestemming te vragen aan de directeur. Tevens beklaagt klager zich er over dat de juiste procedure niet is gevolgd.

De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van 25 september 2013 in het bijzijn van klager, zijn advocaat mr. […] en plaatsvervangend vestigingsdirecteur […].

Standpunt klager
Klager heeft op 16 augustus 2013 een disciplinaire straf van 14 dagen op eigen cel zonder televisie opgelegd gekregen, omdat er een verdenking was van het spreken met vertegenwoordigers van de media zonder de goedkeuring van de directeur. Twee vrienden van klager, die op zijn bezoekerslijst stonden, hebben toevallig als werkgever de […]. Alleen vanwege dit gegeven heeft de directeur hem de disciplinaire straf opgelegd. Klager is tevens van mening dat de directeur niet volgens de juiste procedure heeft gehandeld. Het schriftelijk verslag van 16 augustus 2013 was niet aanwezig bij het gesprek dat klager met de directeur heeft gevoerd. De disciplinaire straf is na afloop van het gesprek gelijk uitgesproken en uitgevoerd zonder een onderbreking of een schriftelijke rapportage. Deze is uiteindelijk op 17 augustus 2013 overhandigd aan klager.

De advocaat van klager heeft de klacht toegelicht. Zij geeft aan dat klager ten onrechte is bestraft voor het feit dat hij contact heeft gehad met journalisten en hij is daarvoor ook nog eens onevenredig zwaar bestraft. Het was klager niet bekend dat hij zonder toestemming geen contact mocht opnemen met journalisten. Hij was namelijk voorzitter van de Gedeco en had daarom veel contact met externe instanties.

Verder is klager van mening dat hij tot op zekere hoogte een toekomend recht op vrijheid van meningsuiting heeft. Hierdoor is de vraag of de recente contacten van klager met de journalisten geweigerd had mogen worden, indien klager daarvoor wel toestemming had gevraagd. De opgelegde straf is in dit geval disproportioneel. Er had met een waarschuwing of het opleggen van een voorwaardelijk straf kunnen worden volstaan. Een onvoorwaardelijke straf van veertien dagen in afzondering is buitengewoon fors, gelet op jurisprudentie (RSJ 21/2/2012, 11/3182/GA en 11/3127/GA).

Klager heeft ter zitting vermeld dat hij, als voorzitter van de Gedeco, al voor het incident met dodelijke afloop dat zich op 30 juli 2013 heeft afgespeeld in de PI […], zijn zorgen heeft geuit over de onbeheersbaarheid van afdeling [..]. Klager heeft na het incident diverse gesprekken gevoerd met afdelingshoofd en de directie. Hierna heeft klager zijn voorzitterschap van de Gedeco neergelegd.

Klager heeft hierna -op 13 augustus 2013- tijdens het bezoek gesproken met twee vrienden over diverse onderwerpen, o.a. wat detentie met klager doet maar ook over sporten enz. Daarbij heeft klager ook zijn gedachten over de PI […] geuit. Het was een normaal gesprek, er was geen sprake van een interview. De advocaat van klager vult nog aan dat klager niet bewust journalisten van de […] heeft uitgenodigd. Ook is de advocaat van mening dat het onduidelijk was voor klager dat er uitdrukkelijk toestemming moest worden gevraagd om met journalisten te praten, nu een medegedetineerde heel vaak met journalisten in de PI […] contact had gehad. Klager dacht dat indien het gesprek gewoon plaats kon vinden in de bezoekzaal, er geen toestemming aan de directeur hoefde te worden gevraagd. Klager heeft bij de aanmelding van het bezoek niet specifiek de hoedanigheid van de journalisten vermeld. De advocaat is voorts van mening dat artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet (hierna Pbw) niet aangeeft dat er expliciet toestemming dient te worden gevraagd aan de directeur voor contact met de media. De advocaat overhandigt ter zitting het artikel dat naar aanleiding van het gesprek met klager in de […] is gepubliceerd. Zij geeft aan dat slechts de informatie die in de laatste alinea van het artikel is vermeld van klager afkomstig is. Dit stuk betreft langgestraften en gaat niet over het incident. Er zijn meer artikelen over het incident verschenen. Dat is klager niet allemaal aan te rekenen. Zij acht de straf aan klager opgelegd disproportioneel. Klager geeft aan dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om onrust in de PI en bij nabestaanden te bewerkstellingen. Klager heeft slechts met de journalisten gesproken over het samen plaatsen van verschillende groepen gedetineerden.

Standpunt directie
Naar aanleiding van een artikel in de […] (d.d. […]) over het incident met dodelijke afloop in de PI […] is een intern onderzoek door het afdelingshoofd gestart. Uit dit onderzoek is gebleken dat de auteurs van dit artikel op 13 augustus 2013 bij klager op bezoek zijn geweest. Naar aanleiding van de bevindingen is er op 16 augustus 2013 een gesprek geweest tussen klager, de directeur en het afdelingshoofd. Tijdens het gesprek heeft klager toegegeven dat hij beide heren kende en dat hij op de hoogte was van hun werkzaamheden als journalist van de […]. Klager verklaarde in dit gesprek dat hij met beide heren over het incident van 30 juli 2013 heeft gesproken. Klager wist dat zij over dit onderwerp zouden schrijven en dat dit gepubliceerd zou worden. Klager verklaarde tevens dat niet alles in het artikel van hem afkomstig was.

Op grond van de feiten heeft de directie geconstateerd dat klager in strijd met artikel 40 van de Pbw heeft gehandeld. Klager heeft de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar gebracht. Het artikel in de […] bevatte feitelijke onwaarheden waarbij nabestaanden en andere betrokkenen schade kan zijn berokkend. De hoogte van de aan klager opgelegde disciplinaire straf is na afloop van het gesprek aan klager meegedeeld. De beschikking is binnen 24 uur aan klager uitgereikt.

De hoogte van de sanctie acht de directeur niet onredelijk of anderszins onbillijk. Klager had kunnen/moeten weten hoe dient te worden omgegaan met contact met de media. In artikel 14.3 van de Huisregels PI […] wordt dit nader toegelicht. Hij kon weten dat dit zou leiden tot sanctionering. Klager was enige tijd voorzitter van de Gedeco, hij had op zijn minst kunnen weten dat hij zonder toestemming van de directeur geen contact met de media mag hebben. Klager heeft met zijn gedrag het vertrouwen van de directie ernstig beschadigd. Klager geeft in zijn klaagschrift aan dat de heren vrienden van hem waren. Uit onderzoek blijkt dat de betreffende bezoekers in een periode van 1 januari 2013 tot 12 september 2013 slechts eenmaal op bezoek zijn gekomen, te weten op […]. De directeur verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

Ter zitting heeft de directeur nog het volgende aangevoerd. Iedere gedetineerde dient toestemming te vragen om contact te mogen leggen met de media. Gedetineerden mogen elke gewenste bezoeker op de bezoekerslijst plaatsen, er wordt geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen de klager en de gewenste bezoekers en er vindt geen screening plaats. Die verantwoordelijkheid wordt bij de gedetineerden zelf gelegd. De directeur geeft aan dat zij de sanctie niet te zwaar vindt. Er valt niet te controleren wat klager precies tijdens het gesprek heeft gezegd. Zonder toestemming van de directie is een dergelijk gesprek niet toegestaan. Gelet op het tijdstip was het gesprek met de journalisten erg ongelukkig. Het artikel is akelig geweest voor nabestaanden en andere betrokkenen. De directeur acht het geen ongebruikelijke straf voor een dergelijke gedraging.

Beoordeling
Klager heeft zijn beklag binnen de wettelijke termijn gedaan en gegrond op artikel 60 van de Pbw, zodat klager ontvankelijk is in zijn beklag.

Allereerst zal de beklagrechter beoordelen of er voldaan is aan de formele vereisten voor de oplegging van een disciplinaire straf.

In artikel 50 lid 1 van de Pbw is vastgelegd dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde meedeelt. In lid 3 van hetzelfde artikel is vastgelegd dat indien de directeur of zijn plaatsvervanger feiten als bedoeld in het eerste lid constateert, het eerste lid buiten toepassing blijft. In artikel 57 lid 1 sub k dient de directeur een gedetineerde in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de oplegging van een disciplinaire straf. In artikel 58 lid 1 van de Pbw dient de schriftelijke mededeling van de beslissing van de directeur onverwijld schriftelijk aan klager te worden uitgereikt.

De beklagrechter stelt vast dat een intern onderzoek is ingesteld nadat een artikel is verschenen in de […] betreffende het incident dat op 30 juli 2013 in de PI […] heeft plaatsgevonden. Uit dit onderzoek bleek dat klager op 13 augustus 2013 een gesprek met de auteurs van dat artikel heeft gehad. Na deze vaststelling is de directeur en het afdelingshoofd met klager in gesprek gegaan. Dit gesprek heeft op 16 augustus 2013 plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft klager toegegeven met betreffende heren een gesprek te hebben gevoerd en ook dat hij wist dat zij journalisten van de […] waren. Aan klager is op 16 augustus 2013 om 16.00 uur een disciplinaire straf opgelegd, waarvan hij op 17 augustus 2013 om 15.08 uur de schriftelijke mededeling uitgereikt heeft gekregen.

De beklagrechter is van oordeel dat artikel 50 lid 3 van de Pbw in dit geval van toepassing was. Pas tijdens het gesprek tussen de directie en klager op 16 augustus 2013 heeft de directeur met voldoende zekerheid kunnen constateren dat klager betrokken was bij een feit dat onverenigbaar was met de orde en veiligheid in de inrichting. Naar aanleiding van dit gesprek is vervolgens een schriftelijk verslag opgemaakt en vervolgens is dit schriftelijk verslag meegedeeld aan klager. De beklagrechter is voorts van oordeel dat klager in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord alvorens de plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft beslist over het opleggen van de disciplinaire straf. Klager heeft zijn kant van het verhaal kenbaar kunnen maken in het gesprek op 16 augustus 2013. De schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf is binnen de daarvoor gestelde termijn, conform artikel 58 lid 1 van de Pbw, aan klager uitgereikt.

De beklagrechter is gelet op bovenstaande van oordeel dat voldaan is aan de formele vereisten voor de oplegging van een disciplinaire straf. Hij verklaart de klacht dan ook in zoverre ongegrond.

De beklagrechter zal voorts een oordeel geven over de oplegging van de disciplinaire straf aan klager.

In artikel 51 lid 1 van de Pbw is vastgelegd dat de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken aan een gedetineerde kan opleggen. In artikel 40 van de Pbw is neergelegd dat de directeur toestemming kan geven voor het voeren van een gesprek tussen de gedetineerde en een vertegenwoordiger van de media. De wettelijke regels omtrent het contact met de media zijn grotendeels overgenomen in artikel 14.3 van de Huisregels PI […].

De beklagrechter is van oordeel dat uit de bewoordingen van artikel 40 van de Pbw en artikel 14.3 van de Huisregels voortvloeit dat het een gedetineerde onder alle omstandigheden verboden is zonder toestemming van de directeur een gesprek te voeren met een vertegenwoordiger van de media. Voor een andere interpretatie ziet de beklagrechter geen ruimte.

Van deze wet- en regelgeving had klager op de hoogte moeten en kunnen zijn. Klager heeft op 16 augustus 2013 in het gesprek met de directeur bevestigd dat hij bekend was met het gegeven dat beide heren als journalist werkzaam waren voor de […] en dat zij de bedoeling hadden om een artikel te publiceren over onder meer het incident van 30 juli 2013. Dat de directeur in een dergelijk geval constateert dat klager zich er tijdens het gesprek van bewust is geweest dat dit gesprek tot een artikel over dat onderwerp in dat dagblad kon leiden en dat hij had moeten weten dat hij voor een dergelijk gesprek toestemming had moeten vragen, is naar het oordeel van de beklagrechter niet onbegrijpelijk. Het opleggen van een disciplinaire straf is daarom naar het oordeel van de beklagrechter niet in strijd met de voor inrichting geldende wet- en regelgeving en evenmin onredelijk of onbillijk geweest.

Voor wat betreft de zwaarte en duur van de disciplinaire straf overweegt de beklagrechter het volgende.

De beklagrechter stelt vast dat het zonder toestemming van de directeur spreken met een vertegenwoordiger van de media niet een feit is ten aanzien waarvan in het “sanctiebeleid inzake disciplinaire straffen en maatregel van de P.I. […]” interne beleidsregels gelden. Nu dit niet het geval is dient de beklagrechter te beoordelen of gezien de omstandigheden van het geval de zwaarte en duur van de aan klager opgelegde disciplinaire straf passend is geweest. De zwaarte en duur van de sanctie dienen naar het oordeel van de beklagrechter mede gerelateerd te worden aan de ernst van risico’s die van het gedrag van klager uitgingen voor de orde en veiligheid binnen de inrichting. In dit geval is de disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel opgelegd met de duur die op grond van artikel 51, lid 1 onder a maximaal mogelijk is, te weten twee weken.

Uit de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf en het verhandelde ter zitting komt onder meer naar voren dat het incident met dodelijke afloop van 30 juli 2013 op gedetineerden en medewerkers van de inrichting een grote indruk heeft achtergelaten en bij hen tot sterke gevoelens van onrust en onveiligheid heeft geleid. Klager was in de tijd waarop dit incident plaatsvond voorzitter van de Gedeco en moet bekend zijn geweest met deze omstandigheden. Ook naar het oordeel van de beklagrechter had hij dan ook kunnen en moeten begrijpen dat een gesprek met journalisten van de […] en alles wat hij daarin zou zeggen kon leiden tot een artikel in dat dagblad waarin het zou gaan over de omstandigheden waaronder dit incident plaatsvond. Bovendien had hij kunnen en moeten begrijpen dat een dergelijk artikel de bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid bij gedetineerden en medewerkers verder kon versterken. Dat klager juist onder deze omstandigheden de directie geen toestemming vroeg tot het gesprek vormt ook naar het oordeel van de beklagrechter een ernstig feit. Dat de directeur hem hiervoor de disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel met de maximale duur van twee weken heeft opgelegd, acht de beklagrechter daarom niet onbegrijpelijk en alleszins redelijk en billijk.

De beklagrechter voegt daar wel aan toe, dat niet is komen vast te staan dat de uitspraken van klager tegenover de journalisten er de oorzaak van zijn geweest dat er een artikel is geschreven waarin volgens de directie een aantal onwaarheden zijn opgenomen. Voor zover de beslissing van de directeur daar mede op gegrond is, neemt de beklagrechter die redengeving niet mee bij zijn beoordeling. Dit geldt eveneens voor de gevolgen die het artikel mogelijk heeft gehad voor de nabestaanden en andere betrokkenen. Op grond van artikel 50 lid 1 van de Pbw vormen zulke gevolgen voor personen buiten de inrichting geen reden tot het opleggen van een disciplinaire straf.

Niettemin is de beklagrechter van oordeel dat de disciplinaire straf die aan klager door de directeur is opgelegd niet disproportioneel is.

De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

BESLISSING
De beklagrechter verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door de beklagrechter dhr. […], bijgestaan door secretaris, op  25 oktober 2013.

Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 13/3585/GA.
De RSJ heeft het beroep van klager ongegrond verklaard.