Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2014/036

Datum uitspraak:
20/06/2014
Artikel:
Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over het ontbreken van een tweede stoel in een meerpersoonscel. Hij heeft een aantal keer een verzoek ingediend voor een tweede stoel. Hij heeft deze pas na 7 weken gekregen. De directeur geeft aan dat op de celinventarisatielijst slechts een stoel op een meerpersoonscel aanwezig hoeft te zijn. De beklagrechter is van oordeel dat artikel 10 lid 2 van de Regeling 'eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen' leidend is. In dit artikel is duidelijk vastgelegd dat in een meerpersoonscel ten minste twee stoelen aanwezig dienen te zijn. Klacht gegrond. Voor het ongemak wordt aan klager een financiële tegemoetkoming toegekend van €17,50.
Uitspraak:

De alleensprekende beklagrechter heeft kennis genomen van de op 10 februari 2014 bij het secretariaat ingekomen klaagschriften van:

[…], verder te noemen klager en thans verblijvende in de PI […].

Het klaagschrift, gedateerd 7 februari 2014, is gericht tegen het feit dat deze meerpersoonscel niet voldoet aan de wettelijke vereisten.

De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van 14 mei 2014 in het bijzijn van klager en plaatsvervangend vestigingsdirecteur […]. Als toehoorder was […], stagiaire juridische zaken bij PI […], aanwezig.

Tijdens de beklagzitting van 14 mei 2014 is besloten dat de directeur nog aanvullend schriftelijk verweer zou leveren. Dit verweerschrift is op 22 mei 2014 ontvangen. Klager heeft hiervan een afschrift ontvangen. De beklagrechter zal mede op basis van deze stukken een beslissing nemen.

Standpunt klager

Klager geeft aan dat de meerpersoonscel (hierna: MPC) niet voldoet aan de wettelijke eisen, zoals beschreven in artikel 10 lid 2 van de Pbw. Tijdens de beklagzitting van 14 mei 2014 heeft klager aangevuld dat de MPC te klein is, er weinig kastruimte is en er maar één in plaats van twee stoelen in stonden. Klager heeft meerdere malen om een tweede stoel gevraagd. Deze heeft hij pas na zeven weken gekregen. Hij heeft in totaal acht weken in de MPC gezeten.

Standpunt directie
Klager is op 7 februari 2014 in een MPC geplaatst. Op 7 april 2014 is klager op enkele cel geplaatst. De directeur wijst aan elke gedetineerde een verblijfsruimte toe, conform paragraaf 2.2 van de Huisregels PI […]. Dit kan zowel een één- als meerpersoonscel zijn. Een gedetineerde dient hieraan gevolg te geven. Klager geeft aan dat de MPC niet voldoet aan de eisen vastgelegd in artikel 10 lid 2 van de Pbw. Dit artikel betreft de tenuitvoerlegging van gijzeling en lijfsdwang. De directeur gaat ervan uit dat klager een ander artikel heeft bedoeld. Nader onderzoek toont aan dat klagers cel van alle goederen was voorzien, genoemd in de door de directeur meegezonden celinventarislijst. Tijdens de beklagzitting van 14 mei 2014 heeft klager aangegeven dat er slechts één stoel op de MPC aanwezig was. Uit de celinventarislijst blijkt dat dit correct is. Het vereiste is dan ook één stoel op een MPC. De directeur verzoekt de beklagrechter om de klacht ongegrond te verklaren. 

Beoordeling
Klager heeft zijn beklag gedaan binnen de wettelijke termijn en gegrond op artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), zodat hij ontvankelijk is in zijn beklag.

De beklagrechter gaat uit van een kennelijke verschrijving van klager ten aanzien van de celinventaris. Klager geeft aan dat de MPC niet voldoet aan artikel 10 lid 2 van de Pbw. De beklagrechter gaat er van uit dat klager zich heeft bedoeld zich te beroepen op artikel 10 lid 2 van Regeling ‘eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen’.

In artikel 10 lid 2 van de Regeling ‘eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen’ (hierna: de Regeling) is vastgelegd dat de verblijfsruimte waarin twee gedetineerden worden ondergebracht, in afwijking van de in het eerste lid genoemde onderdelen d en f, is ingericht met tenminste twee stoelen respectievelijk een persoonlijke slaapgelegenheid voor de individuele gedetineerde. Daarnaast is deze verblijfsruimte ingericht met ten minste een af te sluiten opbergruimte voor de individuele gedetineerde.

Ter zitting heeft de beklagrechter de betreffende artikelen uit de Regeling voorgehouden. Artikel 3 bevat voorschriften omtrent de minimale afmetingen van de verblijfsruimte en artikel 10 betreft de inrichting van de verblijfsruimte. Hierna heeft klager zijn klacht beperkt tot het ontbreken van een tweede stoel in zijn meerpersoonscel.

Klager heeft zich direct na zijn plaatsing in de MPC bij meerdere personeelsleden beklaagd over het ontbreken van een tweede stoel en daarna meerdere malen gevraagd deze alsnog in de cel te plaatsen. De directeur heeft dit niet weersproken en heeft bevestigd dat er slechts één stoel in de MPC stond. Ook heeft de directeur bevestigd dat klager en zijn celgenoot pas na zeven weken een tweede stoel hebben gekregen. De directeur acht het ontbreken van een tweede stoel toegestaan, nu in de door haar overlegde celinventarislijst een aantal van één en niet twee stoelen is opgenomen.

De beklagrechter stelt vast dat op de celinventarislijst inderdaad slechts één stoel staat, maar is van oordeel dat hij uit dient te gaan van hetgeen is vastgelegd in de Regeling. In artikel 10 lid 2 van deze Regeling is duidelijk vastgelegd dat er in een MPC ten minste twee stoelen dienen te staan. Met deze uitbreiding van de voorgeschreven inventaris van een MPC ten opzichte van die van een éénpersoonscel is op de celinventarislijst van de P.I. […] kennelijk geen rekening gehouden. De door de directie overlegde celinventarislijst, die tevens deel uitmaakt van de Huisregels, bevat immers geen specifieke toevoegingen voor de inventaris van een MPC.

Gebleken is dat er in de MPC, waarin klager en een medegedetineerde verbleven, gedurende 7 weken geen sprake was van twee stoelen maar van slechts één stoel, die zij moesten delen. Dit wordt bevestigd door de directeur. De beklagrechter is dan ook van oordeel dat de directeur op dit punt niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht en dat de klacht van klager gegrond is.

De beklagrechter acht het aannemelijk dat klager van het gedurende lange tijd ontbreken van een tweede stoel in een cel met twee gedetineerden ongemak heeft ondervonden en acht een financiële tegemoetkoming op zijn plaats. De beklagrechter stelt de hoogte van deze tegemoetkoming vast op €2,50 per week. Nu de periode, waarin klager en zijn celgenoot één stoel moesten delen, 7 weken is geweest zal aan klager een totale tegemoetkoming van €17,50 toegekend worden.

BESLISSING

De beklagrechter verklaart het beklag gegrond en kent aan klager een financiële tegemoetkoming van €17,50 toe.

Aldus gegeven door de beklagrechter dhr. […], bijgestaan door de secretaris op 20 juni 2014.