Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2014/015

Datum uitspraak:
02/12/2013
Artikel:
36 Pbw
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over de postbezorging binnen de P.I. De beklagcommissie acht het aannemlijk dat de post verschillende keren te laat aan klager is uitgereikt en dat de interne postroute niet optimaal functioneert. Klagers klacht wordt gegrond verklaard en aan klager wordt een tegemoetkoming toegekend.
Uitspraak:

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de stukken in de beklag­zaak van […] – hierna klager – te weten:

- de klaagschriften van 7 oktober 2013 en 8 november 2013;
- het schriftelijke directiecommentaar van 28 november 2013 met als bijlage een kopie van een document van PostNL met portincidentnummer […];

De inhoud van genoemde stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.

De advocaat van klager, mr. […] is behoorlijk opgeroepen, doch niet verschenen. Klager gaat akkoord met de behandeling van zijn klacht.

De klaagschriften zijn behandeld ter zitting van de beklag­com­missie van 2 december 2013, waarbij klager en namens de directie […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, zijn gehoord.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting komt de beklagcommissie tot de volgende overwegingen.


Overwegingen

Klager klaagt over de postbezorging. De vriendin van klager heeft op vrijdag 4 oktober 2013 in de ochtend een brief – o.v.v. spoed - voor klager in de brievenbus van de inrichting gedeponeerd. Aan klager is medegedeeld dat hij de post diezelfde middag zou ontvangen. Het betreft een brief van de ING waarmee klager aangifte wil doen.

Op maandag 30 september 2013 heeft de vriendin ook een brief gepost. Beide brieven heeft klager bij het schrijven van het klaagschrift (kenmerk […]) op 7 oktober  2013 nog niet ontvangen. Op 14 oktober 2013 is een bief voor klager binnengekomen die niet voldoende gefrankeerd was. Op 24 oktober 2013 heeft klager getekend voor de frankering. Bij het schrijven van het klaagschrift (kenmerk […]) op 8 november 2013 heeft klager de brief nog niet ontvangen.


In aanvulling op de klaagschriften heeft klager ter zitting het volgende verklaard. De vriendin van klager heeft op vrijdag 4 oktober 2013 een brief in de inrichtingsbrievenbus gedaan en daarbij gezegd dat klager de brief dringend nodig had. Het personeel heeft haar toen gezegd dat de brief die middag aan klager zou worden uitgereikt. Klager heeft de brief pas op woensdag 9 oktober 2013 gekregen. Het betreft een brief van de ING i.v.m. fraude op Marktplaats en hij had de brief nodig om aangifte te doen. Hij zou daarbij hulp krijgen van mensen van Re-integratie. Deze zijn echter alleen op maandag en woensdag in de inrichting. Toen klager de brief woensdag 9 oktober kreeg, waren de mensen van Re-integratie al weg. Omdat hij geen actie heeft ondernomen, heeft de ING zijn rekening geblokkeerd en uiteindelijk opgeheven. Het poststuk dat de vriendin van klager op 30 september heeft gepost, heeft klager nog steeds niet ontvangen. Gebleken is dat dit poststuk onvoldoende was gefrankeerd. Op 24 oktober heeft klager dit vernomen en is hij akkoord gegaan met het betalen van de portokosten. Het poststuk was al op 14 oktober door de inrichting ontvangen. De portokosten zijn van zijn rekening afgeboekt, maar hij heeft het poststuk nog steeds niet ontvangen.

Klager heeft meerdere keren aan het personeel op de afdeling gevraagd waar zijn post blijft. Volgens klager verzuimt het personeel vaak om het postvakje leeg te halen. Het personeel heeft tegen klager gezegd dat zij geen tijd hadden en na diensttijd wel in de brievenbus zouden gaan kijken. Zij kunnen dan de brievenbus echter niet openen omdat zij geen sleutel hebben als zij de inrichting verlaten. Volgens het afdelingshoofd moest klager het met het personeel oplossen.

Klager reikt de beklagcommissie een door hem opgesteld overzicht uit. Hierop staan o.m. data vermeld waarop post is afgestempeld en is uitgereikt.


De directie heeft zich op het standpunt gesteld dat op 14 oktober 2013 een brief is ontvangen voor klager waar te weinig postzegels op zaten. Nadat klager op 24 oktober 2013 akkoord is gegaan met het betalen van de portokosten is de brief aan hem aangeboden.

Van verdere poststukken van klager is geen administratie bekend. De directie gaat ervan uit dat indien post binnenkomt deze aan betrokkene is aangeboden.


In aanvulling op het directiecommentaar heeft de plaatsvervangend vestigingsdirecteur ter zitting verklaard dat de brievenbus in de inrichting ’s morgens vroeg wordt geleegd bij binnenkomst van mevr. […] (van het Bureau Management Ondersteuning).  De post wordt door haar gestempeld en naar de bevolkingsadministratie gebracht waar het gecontroleerd wordt op contrabande. De op vrijdag na 11.00 uur ingekomen post wordt op maandagochtend uit de brievenbus gehaald. Na de controle wordt de post door de bevolkingsadministratie in de postvakjes van de afdelingen gelegd. Deze postvakjes moeten dagelijks worden geleegd door het personeel op de afdelingen. De postzakken die gebracht worden door het postbedrijf gaan direct naar de bevolking omdat de zakken in de weg staan bij de portier. Niemand heeft er belang bij om de post te lang te laten liggen. In andere P.I.’s wordt dezelfde werkwijze gehanteerd. Op dit moment zijn er geen andere klachten over de post bekend. In het verleden zijn er echter wel klachten geweest. Naar aanleiding daarvan is de postregistratie ingevoerd waarbij mevr. […] ook een stempel met de dag van binnenkomst op de post zet.

 

De vriendin van klager heeft de brief op vrijdag 4 oktober na 11.00 uur in de brievenbus gedaan. Volgens de plaatsvervangend vestigingsdirecteur kan het kloppen dat klager deze brief dan pas op woensdag 9 oktober heeft gekregen. Het personeel had de vriendin van klager nooit moeten beloven dat deze brief diezelfde middag nog zou worden uitgereikt. Het poststuk dat op 14 oktober is binnengekomen is volgens de plaatsvervangend vestigingsdirecteur op 24 oktober aan klager uitgereikt. Hij heeft dit ook nagevraagd bij de bevolkingsadministratie. Daar ligt geen post meer van klager.


Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht overweegt de beklagcommissie als volgt. Naar het oordeel van de beklagcommissie voldoet de klacht aan de ontvankelijkheidseisen die in art. 60 lid 1 Pbw zijn gesteld en kan klager ontvangen worden in zijn beklag.


Op grond van de stukken en hetgeen is verklaard ter zitting gaat de beklagcommissie uit van de volgende feitelijke situatie. De op vrijdag 4 oktober 2013 in de brievenbus gedeponeerde brief voor klager is eerst op woensdag 9 oktober 2013 aan klager uitgereikt. Met betrekking tot de brief van 14 oktober 2013 - welke niet voldoende was gefrankeerd – heeft klager pas op 24 oktober 2013 voor akkoord getekend. Onduidelijk is of het desbetreffende stuk op die datum ook aan klager is uitgereikt.


De beklagcommissie is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de post verschillende keren te laat door klager is ontvangen waardoor hij hinder heeft ondervonden.  De beklagcommissie acht het verder aannemelijk geworden dat de interne postroute niet optimaal verloopt  en vermoedt dat dit komt doordat de postvakjes op de afdelingen niet elke dag worden geleegd en op het legen van de postvakjes onvoldoende toezicht wordt gehouden door de afdelingshoofden. De inrichting zou er naar moeten streven om de post binnen twee dagen na binnenkomst uit te reiken. De directeur heeft naar het oordeel van de beklagcommissie niet op voldoende zorgvuldige wijze invulling gegeven aan zijn zorgplicht (vergl. RSJ 4 januari 2010, 09/2051/GA).


Gelet op het vorenstaande zal de klacht gegrond worden verklaard en zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend. Bij het bepalen van de tegemoetkoming heeft de beklagcommissie gelet op RSJ 5 maart 2010, 09/3325/GA en RSJ 26 maart 2012, 11/4129/GA.


BESLISSING

De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond.

Aan klager zal een tegemoetkoming van € 15,- (vijftien euro) worden toegekend.


Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2013 door mr. […], voorzitter,  […] en […], leden, bijge­staan door drs. […], secre­taris.