Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2013/103

Datum uitspraak:
02/10/2013
Artikel:
5 lid 3, 50, 51 lid 1, 58 lid 1 van de Pbw, Huisregels PI [...]
Samenvatting:
Klager heeft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van 14 dagen opgelegd gekregen omdat hij een plaatsing in een meerpersoonscel (MPC) weigerde. Klager heeft bewust de plaatsing in de hem toegewezen cel met de betreffende gedetineerde geweigerd. De beklagrechter stelt vast dat klager als roker geregistreerd staat bij de PI […]. Klager heeft in totaal 1,5 dag in een strafcel gezeten omdat hij daarna heeft meegewerkt aan plaatsing in een MPC. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie levert de weigering om plaats te nemen in een aan een gedetineerde toegewezen cel strafwaardig gedrag op. Hierdoor kon terecht een disciplinaire straf aan klager worden opgelegd. De beklagrechter is van oordeel dat het opleggen van de maximale straf die de Pbw kent voor de eerste maal weigeren van een opdracht van personeel onredelijk en onbillijk is. De beklagrechter is echter in dit geval dat nu de aan klager opgelegde disciplinaire straf al na 1,5 dag is beëindigd, er geen reden is om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Klacht wordt ongegrond verklaard. Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing. Dit beroep is ongegrond verklaard.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ P.I. […]

De alleensprekende beklagrechter heeft kennis genomen van de op […] en […] bij het secretariaat ingekomen klaagschriften van:

[…], verder te noemen klager en thans verblijvende in P.I. […].

De klaagschriften, gedateerd […] en […], zijn gericht tegen de plaatsing van klager in een meerpersoonscel met een betreffende gedetineerde.                                                       

De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van […] in het bijzijn van klager, zijn advocaat, mr. […] en plaatsvervangend vestigingsdirecteur […].

Standpunt klager
Klager is op […] in een isoleercel geplaatst. Dit nadat aan klager was medegedeeld dat hij op dubbelcel moest worden geplaatst. De cel is totaal niet geschikt voor twee personen. Klager moest met iemand op cel die hij totaal niet kan uitstaan. Klager heeft dit geweigerd. Klager heeft niet de kans gekregen om iemand anders uit te kiezen. Iedereen was naar de arbeid. Vervolgens is er het Hoofd van Dienst bijgehaald en die was niet voor rede vatbaar en was zeer onbeschoft. Klager heeft 2,5 dag in de isoleercel gezeten. Het mag niet als dwangmiddel worden toegepast.

De advocaat van klager heeft een aanvullend klaagschrift ingediend. Klager weigerde een cel te delen omdat hij die moest delen met een rokende medegedetineerde. Deze was ook nog van een geheel andere culturele, sociale en religieuze afkomst. Klager is gestopt met roken en heeft recht op een rookvrije slaap – en leefomgeving. Tevens heeft klager recht op eerbiediging van zijn religieuze, culturele en morele waarden. Voor klager is het onmogelijk om op een menswaardige wijze met deze medegedetineerde op een cel te verblijven. Op basis hiervan heeft klager geweigerd om in de cel plaats te nemen. De directeur heeft daarop bepaald dat klager 14 dagen in de isoleercel moet doorbrengen.

De algemene opvatting is dat het onvrijwillig plaatsen van niet-rokers met rokers onacceptabel is. In de Nota van Toelichting bij het besluit uitzonderingen rookvrije werkplek wordt een woonvertrek in een justitiële inrichting aangemerkt als privéruimte. Daaruit dient te worden afgeleid dat roken op cel is toegestaan tenzij de cel wordt gedeeld met een andere gedetineerde. De ISt heeft in het themaonderzoek gesteld dat als een inrichting vanwege een acute noodzaak gedetineerden dient op te nemen er niet aan kan ontkomen om tijdelijk een roker met een niet-roker onvrijwillig samen te plaatsen, tijdelijk een rookvrij regime op de betreffende cel dient te gelden. Het EHRM heeft geoordeeld dat het onvrijwillig plaatsen van niet-rokers met rokers in strijd is met artikel 3 EVRM.

Tijdens de beklagzitting haalt de advocaat van klager drie punten aan waarom de klacht is ingediend en gegrond zou moeten worden verklaard. Allereerst geeft de advocaat aan dat de straf niet voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is in dit geval direct gekozen voor de zwaarst mogelijke straf: te weten 14 dagen opsluiting in een strafcel. Een ingeslotene dient de mogelijkheid tot inkeer te krijgen. Hierdoor zou een ordemaatregel boven een disciplinaire straf gaan, dat heeft de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna RSJ) ook bepaald in 2009. Het karakter van een maatregel biedt kansen. Een straf is definitief en dient dan opgeschort te worden. Het lijkt de advocaat rechtmatiger om in een dergelijk geval een serie van straffen op te leggen, zoals in RSJ met kenmerk 11/1479/GA. Dan is er de mogelijkheid tot heroverweging. Dat is in dit geval in de oplegging niet mogelijk, wel in de uitvoering. Als tweede punt geeft de advocaat van klager aan dat klager recht heeft op een rookvrije celruimte. Klager is geregistreerd als roker, maar dat doet aldus de advocaat niet ter zake. Klager is een roker maar mag, indien hij wil, kiezen voor een rookvrije cel. Een roker kan ook besluiten om niet in zijn slaapkamer/auto/cel te roken. Klager heeft recht op een gezonde slaapplaats. Klager heeft later gevraagd om op een cel met een niet-roker plaats te nemen. Wat betreft de culturele/religieuze verschillen. De celgenoot van klager was een belijdend moslim. Dat betekent dat hij 5x per dag dient te bidden. Klager is dit niet. Hierdoor wordt er niet voldaan aan de conclusie van het themaonderzoek van het ISt in 2011. Een nadeel is als er geen keuzevrijheid is bij plaatsing in een meerpersoonscel (hierna MPC). Er heeft geen overleg plaatsgevonden. Het derde en laatste punt welke de advocaat van klager aanvoert, is de motivatie van de schriftelijke mededeling. De primaire melding is vastgelegd in het schriftelijk verslag. Daarin staat vermeld dat klager een isoleercel verkiest boven de MPC. In de beschikking staat dat klager plaatsing weigert in een MPC. Pas in het verweerschrift wordt de reden voor oplegging van de disciplinaire straf gegeven. Hierdoor is er niet voldaan aan de motiveringseis.

Klager vult ter zitting nog aan dat hij bij binnenkomst in de PI […] heeft aangegeven dat hij een roker is. Klager rookt soms, hij kan zo stoppen. Tevens geeft hij aan dat de betreffende celgenoot hem is overkomen. De keuze is voor klager gemaakt. Er werd hem pas na de recreatie en de arbeid medegedeeld dat hij in een MPC werd geplaatst. Klager wilde wel met een andere gedetineerde, alleen die hadden of een contra-indicatie of hadden al op een MPC gezeten. Het heeft dus niets met meewerken te maken, het was onmogelijk om met deze gedetineerde samen te gaan. Dat heeft klager meerdere malen aangegeven.

Standpunt directie
In het verweerschrift heeft de directeur als eerste vermeld dat de disciplinaire straf op […] om […] is beëindigd. Klager heeft er alsnog voor gekozen om dubbel geplaatst te worden. Op eigen verzoek is klager dubbel geplaatst met een roker.

Klager staat geregistreerd als een roker. Als roker is aan klager de opdracht gegeven om een cel met een roker te delen. Dat klager met roken gestopt zou zijn is onbekend. Dit heeft hij niet kenbaar gemaakt op het moment dat de plaatsing speelde. Dit mag van klager wel verwacht worden. Klager gaf alleen aan dat hij niet met de celgenoot op één cel wilde verblijven.

Bij plaatsing van gedetineerden wordt zoveel mogelijk gekeken naar wie het beste bij elkaar geplaatst kunnen worden. Er was geen aanleiding om te denken dat er sprake was van onoverbrugbare culturele, sociale en religieuze verschillen. Omdat klager weigerde te worden ingesloten in de aan hem toegewezen verblijfsruimte is klager bestraft.

De directeur heeft als volgt op hetgeen klager en zijn advocaat hebben aangevoerd, gereageerd. Klager is in de mogelijkheid gesteld om een medegedetineerde te kiezen met wie hij op een MPC plaats wilde nemen. Degene die klager voorstelde wilde niet, waardoor klager er ook voor had kunnen kiezen om in het begin met de medegedetineerde plaats te nemen in een MPC en daarna te overleggen met personeel of een verschuiving mogelijk was. Op dat moment is de ruimte nodig dus moet klager een keuze maken. Klager had een gesprek met zijn mentor kunnen aanvragen en zijn probleem met hem kunnen bespreken. De directeur geeft aan dat er conform de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) is gehandeld.

Beoordeling
Klager heeft zijn beklag binnen de wettelijke termijn gedaan en gegrond op artikel 60 van de Pbw, zodat klager ontvankelijk is in zijn beklag.

Artikel 51 lid 1 van de Pbw bepaalt dat de directeur aan een gedetineerde, die betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, onder meer de disciplinaire straf kan opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken. In artikel 5 lid 3 van de Pbw is vastgelegd dat de directeur, voor zover zulks noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bevoegd is aan de gedetineerden bevelen te geven. De gedetineerden zijn verplicht deze bevelen op te volgen.
In paragraaf 2.1.1 van de Huisregels is een regeling opgenomen omtrent plaatsing op een MPC. Uit deze regeling volgt dat de directeur bevoegd is om gedetineerden op een MPC te plaatsen. Als een gedetineerde weigert om op een MPC plaats te nemen is er sprake van het niet opvolgen van een opdracht van het personeel en dat is een feit dat in strijd is met de orde en veiligheid in de inrichting. In dat geval zal de gedetineerde disciplinair worden bestraft.

De beklagrechter stelt vast dat klager op […] 2013 heeft geweigerd om plaats te nemen op een MPC. Klager heeft bewust de plaatsing in de hem toegewezen cel met de betreffende gedetineerde geweigerd. De beklagrechter stelt voorts vast dat klager als roker geregistreerd staat bij de PI […]. Als laatste stelt de beklagrechter vast dat klager een disciplinaire straf voor de duur van 14 dagen opgelegd heeft gekregen. Echter deze straf is op […] om […] beëindigd nadat klager heeft meegewerkt aan plaatsing op een MPC. Klager heeft aldus 1,5 dag in een strafcel gezeten.

Een directeur dient bij zijn beslissing om een gedetineerde op een MPC te plaatsen naar het oordeel van de beklagrechter steeds voor iedere gedetineerde afzonderlijk te beoordelen of er redenen kunnen zijn om af te zien van plaatsing in een gedeelde verblijfsruimte (RSJ op 3 september 2009, 09/1899/GA). Uit bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie van de RSJ blijkt, dat daarbij tevens moet worden afgewogen of een niet-rokende gedetineerde met een rokende gedetineerde op een cel geplaatst kan worden (RSJ op 12 juli 2012, 10/0537/GA  en op 31 mei 2011, 10/2640/GA).

Klager heeft als reden aangevoerd dat hij niet met de betreffende gedetineerde wenste te worden samen geplaatst omdat deze rookte en een andere culturele, sociale en religieuze afkomst heeft. Naar het oordeel van de beklagrechter moeten alle door de gedetineerde aangevoerde omstandigheden worden betrokken in de afweging van de directeur om klager ondanks het ontbreken van een contra-indicatie op een MPC te plaatsen. Nu klager geregistreerd staat als roker en hij nog rookte tijdens de plaatsing op de MPC, heeft de directeur naar het oordeel van de beklagrechter er voor mogen kiezen om klager met een roker te plaatsen. Klager heeft bij de plaatsing dit niet als een grond van weigering aangevoerd. Dit had verwacht mogen worden van klager als dat de beweegreden was om MPC-plaatsing te weigeren. De aangevoerde redenen van klager dat de medegedetineerde een andere culturele, sociale en religieuze afkomst heeft, die klager aan zijn weigering ten grondslag heeft gelegd zijn naar hun aard en inhoud naar het oordeel van de beklagrechter van onvoldoende gewicht om deze weigering te kunnen dragen.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (O.a. RSJ op 8 augustus 2011, 11/0728/GA, RSJ op 19 oktober 2012, 12/1125/GA, RSJ 30 mei 2013, 13/0609/GA) levert de weigering om plaats te nemen in een aan een gedetineerde toegewezen cel strafwaardig gedrag op als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. De beklagrechter is van oordeel dat de weigering van een gedetineerde te worden geplaatst in een MPC kan worden aangemerkt als een grond voor oplegging van een disciplinaire straf. Klager heeft een opdracht van het personeel niet opgevolgd en daarmee in strijd gehandeld met de orde en de veiligheid in de inrichting en in strijd met artikel 5 lid 3 van de Pbw. Hierdoor is er terecht aan klager een disciplinaire straf opgelegd.

Nu de directeur is overgegaan tot het opleggen van de maximale duur van een disciplinaire straf die in de Pbw mogelijk is, te weten 14 dagen, is de beklagrechter van oordeel dat er ook beoordeeld dient te worden of dit redelijk en billijk is.

De disciplinaire straf is aan klager opgelegd omdat klager met zijn gedrag de orde en de veiligheid in de inrichting verstoord heeft. Naar het oordeel van de beklagrechter ligt het niet in het karakter van een disciplinaire straf om deze voortijdig te beëindigen. De beklagrechter is van oordeel dat het opleggen van de maximale straf die de Pbw kent voor de eerste maal weigeren van een opdracht van personeel onredelijk en onbillijk is. De beklagrechter is van oordeel dat dit niet zodanig hoog bestraft dient te worden. In een situatie als de onderhavige ligt het naar het oordeel van de beklagrechter in de rede dat een directeur een gedetineerde de mogelijkheid geeft om tot inkeer te komen. Dit omdat een gedetineerde na een eerste weigering zich kan bedenken over de aan hem toegewezen verblijfsruimte. De beklagrechter acht het raadzaam in voorkomende gevallen aansluiting te zoeken bij het sanctiebeleid geldend in de PI […]. In dit sanctiebeleid is vastgelegd dat het weigeren van een opdracht van personeel wordt bestraft met 3 dagen opsluiting in eigen cel. Indien de directeur hiervan afwijkt, dient de directeur de onderliggende redenen hiervoor duidelijk te verantwoorden, indien klager zich op de disproportionaliteit van de disciplinaire straf beroept.

In de onderhavige klacht heeft klager na 1,5 dag besloten om toe te stemmen met zijn plaatsing in een MPC. De directeur heeft nadat klager dit kenbaar heeft gemaakt, besloten de disciplinaire straf per direct en voortijdig te beëindigen. De beklagrechter is in casu van oordeel, nu de aan klager opgelegde disciplinaire straf al na 1,5 dag is beëindigd, er geen reden is om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Klager heeft geen schade geleden doordat aan hem in eerste instantie een straf voor de duur van 14 dagen opgelegd is. Hierdoor is in het geval van klager, achteraf bezien, de duur van de straf niet onredelijk en onbillijk waardoor er geen sprake is dat de gevolgen voor klager van de disciplinaire straf niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden.

De beklagrechter stelt voorts vast dat de advocaat van klager vermeldt dat de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf niet voldoet aan de vereisten van artikel 58 lid 1 van de Pbw. De beklagrechter stelt vast dat in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf als grond voor de oplegging van de disciplinaire straf is vermeld: “U weigert om naar een MPC te gaan.” De beklagrechter is van oordeel dat hoewel de schriftelijke mededeling kort is, dit wel de grond is voor de aan klager opgelegde disciplinaire straf. Hierdoor is de beklagrechter van oordeel dat dit geen strijd met artikel 58 lid 1 van de Pbw oplevert. Klager was voldoende op de hoogte van de reden waarom hij de disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen.

BESLISSING
De beklagrechter verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door de beklagrechter […], bijgestaan door […], secretaris, op 2 oktober 2013.



Tegen deze beslissing is beroep ingesteld door klager. Hierin is nog geen uitspraak gedaan. Het kenmerk van de beroepszaak is 13/3355 GA A046.