Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2013/031

Datum uitspraak:
25/03/2013
Artikel:
60 Pbw
Samenvatting:
Klaagster wordt niet ontvankelijk verklaard in het beklag tegen feitelijk handelen en bejegening door de medewerker van Terugdringen Recidive (TR). Voor zover de klacht is gericht tegen vertraging die door de TR-medewerker zou zijn ontstaan wordt de klacht ongegrond verklaard omdat onvoldoende vaststaat dat niet adequaat handelen van de TR-medewerker -als daarvan al sprake is- heeft geleid tot vertraging in het traject.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ [..].

De beklagcommissie heeft kennis genomen van het op 14 januari 2013 bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:

[..], verder te noemen klaagster.

Het klaagschrift, gedateerd 2 januari 2013, is gericht tegen (de voortgang van) het TR-traject van klaagster en de begeleiding daarbij.

De directeur heeft schriftelijk gereageerd op 23 januari 2013. Klaagster heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

Op 13 februari 2013 is de klacht behandeld ter zitting van de beklagcommissie. Hierbij zijn [..], juridisch medewerker en [..], vestigingsdirecteur verschenen. Klaagster is vanwege ziekte niet verschenen. Ook de advocaat van klaagster, mr. [..] is niet verschenen. Gelet daarop hebben klaagster en haar advocaat de gelegenheid gekregen schriftelijk te reageren op hetgeen ter zitting is besproken.

Standpunt klaagster

Klaagster dient beklag in tegen haar TR-begeleidster. Deze houdt zich niet aan de afspraken, belooft dingen die ze niet kan waarmaken, geeft informatie die niet klopt en regelt de zaken met betrekking tot de fasering van klaagster niet goed. Aan klaagster is aangegeven dat zij diverse testen moest doen in verband met haar doorfasering. De trajectbegeleidster van klaagster zei tegen haar dat de uitkomsten daarvan positief waren. Later bleek dat de uitslagen helemaal nog niet binnen waren. Hierna wordt de afspraak om de uitkomsten te bespreken telkens uitgesteld. Klaagster wordt genegeerd door haar trajectbegeleidster. Ondertussen was de Cova-plus training al begonnen. Klaagster kon niet meedoen omdat haar uitslagen nog niet besproken waren. Ondertussen werd klaagster afgewezen voor plaatsing in een BBI omdat het openbaar-ministerie bezwaar had en klaagster haar cursussen niet volgt. De trajectbegeleidster ging echter door met het verschuiven van afspraken. De geïndiceerde levenstijl-plus training zou in oktober 2012 beginnen. Opnieuw werd klaagster door haar trajectbegeleidster aan het lijntje gehouden en bleef zij maar doorgaan met het uitstellen van de trainingen. Ook zou contact worden opgenomen met de therapeut van klaagster van voor haar detentie. Dit is niet gebeurd, ondanks dat klaagster de naam en het nummer van de therapeut heeft gegeven. Later blijkt dat de levensstijl-plus niet in de inrichting van klaagster wordt gegeven. Klaagster voelde zich hierdoor ‘genaaid’ door haar trajectbegeleidster omdat deze wil dat klaagster een cursus volgt die er helemaal niet is. Klaagster wil graag alle hulp maar haar trajectbegeleidster wil geen moeite doen en klaagster gewoon weg laten gaan zonder hulp.

Klaagster wordt aan het lijntje gehouden en er worden dingen beloofd en niet waargemaakt. Klaagster is er niet blij mee dat hierdoor haar fasering wordt belemmerd.

Standpunt van de directeur

De manier waarop klaagster door de TR-medewerkster bejegend wordt betreft geen beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 60 Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Klaagster moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De reclassering heeft in haar advies van 10 oktober 2012 bepaald dat klaagster onder meer twee trainingen dient te volgen: de Cova-plus training en een (individuele) leefstijltraining. Klaagster kon kort daarna starten met de Cova-training en heeft deze onlangs positief afgerond. De TR-medewerkster spant zich daarnaast reeds sinds november 2012 in om voor klaagster een individuele leefstijltraining op te laten starten. Dat dit tot op heden (nog) niet gelukt is, is de TR-medewerkster echter niet aan te rekenen. Aan klaagster is nogmaals uitgelegd dat het niet kunnen volgen van een leefstijltraining, hetgeen zowel de TR-medewerkster als klaagster niet te verwijten is, geen grond kan opleveren om fasering tegen te houden. In november is door de selectiefunctionaris negatief beslist op klaagsters verzoek om fasering. Tegen dit uitgebreid gemotiveerde besluit had klaagster beroep kunnen aantekenen. Nu klaagster de Cova-training heeft afgerond zal uiteindelijk een nieuw selectieadvies opgesteld kunnen worden waartegen klaagster opnieuw beroep kan instellen bij de selectiefunctionaris. Uit de bij het verweer gevoegde selectiebeslissing van 15 november 2012 blijkt dat het verzoek om detentiefasering is afgewezen door de selectiefunctionaris. Als redenen worden daarvoor aangevoerd de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde, die een risico vormen voor een ongestoord verloop van het verlof. Daarnaast wordt een risico van een ongewenste confrontatie met het slachtoffer of anderszins betrokkenen en een risico van ontstaan of aanwezigheid van maatschappelijke onrust aanwezig geacht. Daarnaast is aan slachtoffers niet uit te leggen dat aan de gedetineerde in dit stadium vrijheden worden toegestaan. De politie geeft aan dat zij het verlofadres niet aanvaardbaar acht. Om verschillende redenen acht de reclassering een klinische behandeling geïndiceerd waarvoor klaagster echter niet gemotiveerd is. Gelet daarop is de selectiefunctionaris van oordeel dat eerst in de gevangenis tot vermindering van het recidiverisico gekomen dient te worden.

Beoordeling

Artikel 60 Pbw bepaalt dat een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag kan doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

De beklagcommissie stelt vast dat klaagster haar beklag heeft gericht tegen haar TR-begeleidster. Deze houdt zich niet aan de afspraken, belooft dingen die ze niet kan waarmaken, geeft informatie die niet klopt en regelt zaken de zaken met betrekking tot de fasering van klaagster niet goed, aldus klaagster.

De beklagcommissie is van oordeel dat het beklag hiermee in hoofdzaak is gericht tegen feitelijk handelen, bestaande uit een onheuse en onzorgvuldige bejegening van klaagster door haar TR-begeleidster. Blijkens jurisprudentie van de beroepsinstantie moet een klager in een dergelijk geval niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag.[1] Aan dergelijk handelen van de TR-begeleidster ligt immers geen beslissing van de directeur ten grondslag.

Gelet hierop zal de beklagcommissie klaagster niet-ontvankelijk verklaren in haar beklag, voor zover dit is gericht tegen haar TR-begeleidster.

De beklagcommissie stelt vast dat de klacht ook is gericht tegen het niet (kunnen) volgen van de Leefstijl-, en Cova-plus training. Hierdoor heeft de fasering van klaagster vertraging opgelopen, aldus klaagster.

De directeur is verantwoordelijk voor de (goede) uitvoering van de TR-trajecten bij de in zijn inrichting verblijvende gedetineerden. Voor zover het TR-traject van klaagster niet voortvarend is opgestart en/of verlopen, waarbij door de TR-begeleider niet adequaat is gehandeld, kan dit de directeur worden aangerekend.[2]

Door de directeur is bij het verweer de beslissing van de selectiefunctionaris van 15 november 2012 gevoegd. Uit de daarin aangegeven redenen kan de beklagcommissie niet opmaken dat het niet volgen van de genoemde trainingen van invloed is geweest op de beslissing van de selectiefunctionaris om het faseringsverzoek van klaagster af te wijzen. Tegen deze beslissing staat beroep open bij de selectiefunctionaris en de beroepsinstantie. De redenen die naar het oordeel van de selectiefunctionaris aan verdere fasering van klaagsters detentietraject in de weg staan, kunnen door de beklagcommissie niet inhoudelijk worden getoetst. Daarvoor staan andere beroepsmogelijkheden voor klaagster open.

Nu onvoldoende vaststaat dat niet adequaat handelen van de trajectmedewerkster -als daarvan al sprake is geweest- tot gevolg heeft gehad dat vertraging in het TR-traject van klaagster is ontstaan, verklaart de beklagcommissie het beklag daartegen ongegrond.

BESLISSING

De beklagcommissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag tegen de TR-medewerkster.

De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond voor zover deze is gericht tegen de voortgang van het TR-traject van klaagster.

Aldus gegeven door de beklagcommissie, [..] (voorzitter), [..] en [..] (leden), bijgestaan door mr. [..] (secretaris) en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 25 maart 2013.


[1] RSJ 27 april 2012, 11/2810/GA

[2] RSJ 3 januari 2013, 12/2698/GA en 6 augustus 2012, 12/0808/GA