Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2012/131

Datum uitspraak:
25/05/2012
Artikel:
56,58,39,35 en 38 Bvt
Samenvatting:
De klacht is gericht tegen het weigeren van telefonisch contact met dhr. [persoon A] sinds 16 februari 2011 [klacht 1] en de weigering tot het opleggen van een maatregel beperking contact met de buitenwereld [klacht 2]. Gezien het niet verlenen van toestemming voor contact met documentairemaker [persoon A] een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld, te weten contact met media, kan klager ingevolge artikel 56, eerste lid en onder c, Bvt, in zijn beklag worden ontvangen. In beginsel heeft een verpleegde het recht op vrijheid van meningsuiting. Ingevolge artikel 39 Bvt kan het hoofd van de inrichting toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de verpleegde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover zich dat verdraagt met de onder in dit lid onder a tot en met e genoemde belangen. De commissie overweegt dat de kliniek in redelijkheid de beslissing heeft kunnen nemen, mede omdat uit de brief van dhr. [persoon A] blijkt dat de doelstelling van zijn documentaire verder gaat dan de op dat moment in de kliniek verblijvende klager. Daarnaast is dhr. [persoon A] terecht doorgezonden naar het Ministerie van Justitie voor het maken van de documentaire. Dit onderdeel is ongegrond. Ter beoordeling aan de beklagcommissie ligt derhalve de weigering van het hoofd van de inrichting tot het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid van de Bvt. Gelet op het vorenstaande kan de beklagcommissie niet anders dan vaststellen dat de kliniek niet conform dit wettelijk kader op klagers verzoek om telefonisch contact te mogen hebben met dhr. [persoon A] heeft beslist. De beslissing tot een telefonisch contactverbod is dan ook niet op goede gronden genomen en had ook niet zonder verlengingsbeslissingen in dit kader voor langere tijd mogen voortduren. Klacht gegrond, financiële tegemoetkoming.
Uitspraak:

BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ FPC […]

Klachtnummer: […]

De beklagcommissie heeft te beslissen op de door

[…] (klager), voorheen verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum […], ingediende klachten. Klager verblijft sedert 15 december 2011 in FPC […].

1.         HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1               Bij klaagschrift van 27 juli 2011, ingekomen via de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) op 27 juli 2011, heeft klager beklag ingediend tegen het weigeren van telefonisch contact met dhr. [persoon A]. sinds 16 februari 2011 [klacht 1] en de weigering tot het opleggen van een maatregel beperking contact met de buitenwereld [klacht 2].

1.2       Op 9 november 2011 zijn van de zijde van de inrichting de schriftelijke inlichtingen ontvangen inzake de klachten.

1.3       Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag op 25 november 2011 hebben klager en namens de kliniek mw. […] (juriste) en dhr. […] (afdelingshoofd) hun standpunten nader toegelicht.

1.4               De beklagcommissie heeft het beklag [klacht 2] niet-ontvankelijk verklaard.

1.5               De beroepscommissie van de Raad voor de strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft op 21 mei 2012 de uitspraak van de beklagcommissie vernietigd en de zaak ter verdere behandeling terugverwezen naar de beklagcommissie.

1.6               Aangezien de commissie zich niet voldoende voorgelicht achtte, is de behandeling van het beklag [klacht 1] voor onbepaalde tijd aangehouden, teneinde de kliniek in de gelegenheid te stellen de commissie inzicht te geven in de afweging van de diverse belangen.

1.7               Op 21 februari 2012 is aanvullende informatie van de zijde van de inrichting ontvangen.

1.8               Naar aanleiding van dit schrijven heeft klager bij schrijven van 17 maart 2012, ontvangen 21 maart 2012, een reactie gezonden, welke reactie hij bij schrijven van 2 april 2012 heeft aangevuld.

1.9               Vervolgens heeft de directie bij faxbericht van 2 april 2012 de commissie de ontwikkelingen met betrekking tot het beklag ter kennis gebracht.

1.10           Op 2 mei 2012 heeft de commissie een laatste schriftelijke reactie van klager ontvangen.

1.11           De beklagcommissie maakt haar excuus voor het lang uitblijven van haar uitspraak, een en ander heeft te maken met de grote hoeveelheid ingediende klachten.

2.         STANDPUNTEN VAN KLAGER EN DIRECTIE

2.1               Uit het klaagschrift en de overige stukken blijkt het navolgende.

Klager heeft contact met documentairemaker dhr. [persoon A]. Hij is degene die zijn verlengingszitting heeft gefilmd en waar klager eerst onbegeleid mee mocht telefoneren, maar waarmee hij nu geen contact meer mag hebben, ondanks dat er geen telefoonmaatregel is opgelegd.

2.2               In haar schriftelijke inlichtingen heeft de directie - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende aangevoerd. Dhr. [..]. is voornemens een programma te maken over TBS. Hij valt niet onder het netwerk van klager. Het hoofd van de afdeling bepaalt of er toestemming kan worden gegeven voor een gesprek met de media. Na het afwegen van belangen en een gesprek met dhr. [persoon A] is besloten dat voor dit gesprek geen toestemming wordt gegeven.

2.3       Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klager - zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd.

Dhr. [persoon A] is een zelfstandig documentairemaker voor de NCRV. Hij wilde persoonlijk contact. Dat ging volgens mij niet over de documentaire. Ik heb één week onbegeleid kunnen telefoneren met dhr. [persoon A].

2.4      Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft namens de directie van de kliniek mw. [..]- zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:

Indien gewenst kan het hoofd sociotherapeutisch milieu, […] nadere informatie verstrekken.

2.5       Bij schrijven van 21 februari 2012 verklaart de kliniek het volgende.

Gebleken is na onderzoek dat de heer [persoon A] werd gezien als mediavertegenwoordiger. De heer [persoon A] zocht contact met klager voor zijn documentaire over het tbs-systeem. Indien klager contact wenste met de heer [persoon A], kon klager hiervoor een aanvraag indienen. Het hoofd van de inrichting heeft de beslissingsbevoegdheid om deze aanvraag te honoreren of af te wijzen.

De afdeling communicatie heeft het hoofd van de inrichting van advies gediend. Het advies, gedateerd 21 februari 2012 is meegezonden. Uiteindelijk heeft het hoofd van de inrichting de aanvraag af te wijzen. Reden voor deze afwijzing is dat de doelstelling van de documentaire te breed was en daardoor te vaag en weinig concreet. De kliniek heeft de heer [persoon A] geadviseerd om contact op te nemen met het Ministerie.

2.6               Bij schrijven van 17 maart 2012 volgt de reactie van klager. De inhoud van de reactie wordt hier als ingelast beschouwd.

2.7               Naar aanleiding van de reactie van klager heeft de directie bij faxbericht van 2 april 2012 nader verweer gevoerd.
De directie verzoekt de verweerschriften van 8 november 2011 en de aanvulling hierop van 21 februari 2012 als niet verzonden te beschouwen. Dit omdat de informatie daarin onvolledig is en er bovendien onbedoeld een intern en daarmee vertrouwelijk advies van de communicatieafdeling aan de locatiedirecteur als bijlage is meegezonden.

Het verweer van de directie is als volgt:
Het beklag is kennelijk gericht tegen:
a.       de weigering een gesprek te hebben met een mediavertegenwoordiger;
b.      de weigering telefonisch contact te hebben met dhr. [persoon A].

Klager wenste op 10 februari 2011 live contact met een mediavertegenwoordiger, waarbij de betreffende mediavertegenwoordiger ook filmopnames zou maken in FPC […}. Na intern advies te hebben gevraagd aan de communicatieafdeling en de juridisch medewerker van de kliniek, heeft de locatiedirecteur op grond van artikel 39 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) geen reden gezien voor toestemming voor dit specifieke contact op 11 februari 2011. Uit gesprekken die met dhr. [persoon A]. zijn gevoerd om de zaak te verhelderen, was de directie de mening toegedaan dat [persoon A] onvoldoende inzicht gaf in zijn bedoelingen. Hierdoor was niet in te schatten wat het effect zou zijn van uitzending van door [persoon A] gemaakte beelden op enerzijds klager slachtoffers en anderzijds op klager, zijn medepatiënten en daarmee de orde en veiligheid in de kliniek. Zowel [persoon A] als klager is op de hoogte gebracht van de afwijzing om te filmen in de kliniek op 11 februari 2011. Vervolgens is [persoon A] uitgenodigd voor een gesprek op 1 april 2011. [persoon A] kon nog steeds niet inzichtelijk maken wat hem concreet voor ogen stond met de documentaire. [Persoon A] zou een meer uitgewerkt plan opstellen en indienen bij de kliniek. Nadat deze door de kliniek is ontvangen, is uiteindelijk op 30 juni 2011 besloten geen medewerking te verlenen aan de documentaire.

Klager heeft geen andere verzoeken ingediend bij de kliniek voor contactmomenten met [persoon A]. De directie verzoekt primair om klacht a. niet-ontvankelijk te verklaren nu de klacht dateert van 27 juli 2011, terwijl klager op 16 februari 2011 schriftelijk is geïnformeerd over de afwijzing van het live contact met [persoon A] Subsidiair verzoekt de directie het beklag ongegrond te verklaren. De kliniek kon in redelijkheid immers geen toestemming geven zonder zicht te hebben op de invulling en bedoeling van het mediacontact tussen klager en [persoon A] en daarmee de gevolgen voor de interne orde en veiligheid en de belangen van klagers slachtoffers.

Ad b. klager stelt sinds 16 februari 2011 geen telefonisch contact te mogen onderhouden met [persoon A] zijn beklag dateert van 27 juli 2011. Gezien het bepaalde in artikel 58, lid 5, Bvt, verzoekt de directie de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

Ten overvloede merkt de directie op dat [persoon A] tijdens een telefonisch screeningsgesprek geen regulier netwerkcontact met klager wilde. Na overleg in het behandelteam is besloten om dit aspirant telefooncontact niet toe te laten tot de lijst netwerkcontacten van klager, aangezien [persoon A] andere belangen nastreefde dan het bieden van een persoonlijk ondersteunend contact met klager. Klager heeft deze beslissing mondeling vernomen van zijn hoofd sociotherapeutisch milieu.

2.8               Klager heeft bij schrijven van 27 april 2012 gereageerd op bovenstaand verweer. Zakelijk weergegeven heeft klager het volgende aangevoerd.

Klager vindt dat de eerdere verweren door de directie onderdeel van de beklagprocedure moet blijven. Klager beschouwt het voorstel van de kliniek als machtsmisbruik. Klager stelt zich op het standpunt dat het beklag tijdig is ingediend gezien de voortdurende omstandigheden van deze beslissing. Immers de beslissing omtrent het weigeren van contact met dhr. [persoon A] is dan wel op 16 februari 2011 genomen, maar deze is voor onbepaalde tijd genomen, hetgeen in strijd is met de wetgeving.

Klager stelt dat hij voor 15 februari 2011 ongehinderd met dhr. [persoon A] heeft kunnen bellen. Dit was kennelijk niet in strijd met de huisregels, aangezien hij tot 15 februari 2011 op geen enkele wijze is gewezen dat het telefooncontact ongeoorloofd zou zijn.

Hetgeen klager voorts heeft aangevoerd, wordt hier als ingelast beschouwd. 

3.             DE  BEOORDELING

De beklagcommissie overweegt het volgende.

De commissie betreurt allereerst dat de behandeling van het beklag zo’n lang tijdsbestek heeft gevergd, te meer omdat tijdens het traject door de directie op 2 april 2012 is gemeld dat er onvolledige informatie is verstrekt en bovendien onbedoeld een vertrouwelijk stuk is meegezonden.

De commissie stelt met voldoening vast dat de inrichting deze tekortkoming heeft gemeld. Anderzijds is het feit dat de commissie en klager eerder in het traject kennelijk niet juist zijn voorgelicht door de directie niet bevorderlijk voor het vertrouwen van de commissie dat zij op de juistheid van de mededelingen van de directie mag afgaan. Zeker gelet op de reeds gespannen situatie tussen klager en de kliniek, waarvan de commissie ambthalve op de hoogte is. 

Het verzoek van de directie om het eerst ingediende verweer met aanvullingen buiten beschouwing te laten, zal in zoverre worden gehonoreerd, dat de commissie inhoudelijk het laatste verweer zal toetsen. De stukken die zijn overgelegd zijn ter kennis gekomen van alle partijen en indien deze nodig zijn om tot een beslissing te komen, zullen deze stukken worden meegenomen in de overwegingen van de commissie.

3.1       Betreffende de ontvankelijkheid van het beklag

De commissie stelt vast dat klager op 16 februari 2011 een schriftelijke mededeling heeft ontvangen waaruit blijkt dat de kliniek heeft besloten “niet in te stemmen met het maken van opnames binnen de kliniek op 11 februari 2011 aangezien de opzet en de doelstelling van de documentaire onvoldoende duidelijk werden”.

Vervolgens heeft de kliniek verklaard op 1 april 2011 overleg te hebben gehad met dhr. [persoon A] over de doelstelling van de documentaire en de opzet, waarna [persoon A] een uitgewerkt plan heeft opgesteld en ingediend. Naar aanleiding van deze stukken heeft de directie op 30 juni 2011 besloten geen medewerking te verlenen aan de documentaire om haar moverende redenen.

De stelling van de kliniek dat klagers beklag te laat is ingediend omdat de beslissing dateert van 16 februari 2011 snijdt geen hout, omdat dit slechts een beslissing betrof over het contact op één bepaalde datum. Er was immers nog geen beslissing genomen over het al dan niet akkoord gaan met het door klager gewenste mediacontact, gelet op de onderhandelingen die hebben voortgeduurd tot 30 juni 2011. Uit de door de kliniek gevoerde verklaringen blijkt niet dat klager op de hoogte is gesteld van deze beslissing. Wel is blijkbaar dhr. [persoon A] in kennis gesteld van de beslissing en wel op 30 juni 2011. Nu niet vaststaat wanneer klager op de hoogte is gesteld van de beslissing betreffende het contact met hem en dhr. [persoon A] in verband met de documentaire zal de commissie er van uitgaan dat klager binnen zeven dagen nadat hem ter kennis is gekomen dat het contact wordt geweigerd, heeft gereageerd. Klager kan derhalve in zijn beklag worden ontvangen ingevolge artikel 58, vijfde lid, Bvt.

Voor wat betreft het niet verlenen van toestemming voor contact met documentairemaker [persoon A] overweegt de commissie het volgende.

Aangezien het onderwerp een beslissing betreft die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld, te weten contact met media, kan klager ingevolge artikel 56, eerste lid en onder c, Bvt, in zijn beklag worden ontvangen.

3.2       Betreffende de gegrondheid van het beklag

In beginsel heeft een verpleegde het recht op vrijheid van meningsuiting. Ingevolge artikel 39 Bvt kan het hoofd van de inrichting toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de verpleegde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover zich dat verdraagt met de onder in dit lid onder a tot en met e genoemde belangen. Blijkens de Memorie van Toelichting op voornoemd artikel brengt het karakter van de verpleging met zich mee dat behoedzaam met publiciteit aan de zijde van de verpleegde dient te worden omgegaan.

Uit het laatste verweer van de kliniek blijkt dat zij tot haar beslissing is gekomen na uitvoering overleg met dhr. [persoon A] en na intern beraad, waarbij is overwogen dat er een disproportionele inbreng van FPC […] werd gevraagd en van haar patiënten en medewerkers, omdat beoogd werd jarenlang meerdere patiënten intramuraal te volgen. Voorts bleek dat tevens het volledige tbs-systeem zou worden geportretteerd, inclusief onder andere de reactie van de samenleving op de tbs-maatregel, hetgeen een reikwijdte betreft die buiten de invloedssfeer van FPC […] is gelegen.  

De commissie overweegt dat de kliniek in redelijkheid deze beslissing heeft kunnen nemen, mede omdat uit de brief van dhr. [persoon A] blijkt dat de doelstelling van zijn documentaire verder gaat dan de op dat moment in de kliniek verblijvende klager.

Daarnaast is dhr. [persoon A] terecht doorgezonden naar het Ministerie van Justitie voor het maken van de documentaire.  Dit onderdeel van het beklag wordt dan ook ongegrond verklaard.

3.3       Daarnaast heeft klager beklag ingediend over het feit dat hij geen contact mag hebben met dhr. [persoon A] vanaf 22 februari 2011, terwijl daar geen maatregel aan ten grondslag ligt.

Betreffende de ontvankelijkheid van het beklag.
De kliniek stelt dat klager zijn beklag te laat heeft ingediend, omdat het beklag is ontvangen op 27 juli 2011, terwijl hij sinds 16 februari 2011 geen telefonisch contact mocht onderhouden met dhr. [persoon A] Klager van zijn kant stelt dat hem vanaf 22 februari 2011 een volledig contactverbod is opgelegd met dhr. [persoon A] Aangezien de kliniek in haar verweer van 2 april 2012 deze stelling niet heeft betwist, gaat de commissie er van uit dat de stelling van klager klopt.

Zolang het contactverbod doorgaat in de tijd, kan klager hierover te allen tijde beklag instellen, zodat het verweer van de kliniek zijn doel mist. De commissie is van oordeel dat klager zijn beklag tijdig heeft ingediend.

Het beklag betreft de weigering van contact met de buitenwereld. Ingevolge artikel 56, eerste lid en onder c, Bvt kan klager in zijn beklag worden ontvangen.

Betreffende de gegrondheid van het beklag

Uit hetgeen door klager naar voren is gebracht, kan worden afgeleid dat klager onbegeleid wilde kunnen telefoneren met dhr. [persoon A], maar dat hem vanaf 22 februari 2011 een volledig contactverbod is opgelegd.  

Omdat dhr. [persoon A] als documentairemaker niet als privé persoon, doch als vertegenwoordiger van de media wordt beschouwd door de kliniek, heeft de directie het verzoek van klager onderzocht, waarbij rekening is gehouden met de toepasselijke wet- en regelgeving. Hierbij wordt verwezen naar de overwegingen genoemd in 3.2. Het is de commissie niet gebleken dat klager gedurende het onderzoek geen contact mocht onderhouden met dhr. [persoon A] als onderdeel van een afspraak als bedoeld in artikel 39, tweede lid, Bvt, bijvoorbeeld in verband met de orde en veiligheid in de kliniek.

Nu het contactverbod niet zijn grondslag vond in  de regeling omtrent het contact met de media als neergelegd in artikel 39 van de Bvt. kan het niet anders zijn dan dat het contactverbod is gebaseerd op de reguliere regelgeving omtrent het voeren van telefoongesprekken met personen buiten de inrichting als neergelegd in artikel 38 van de Bvt.

Dit laatste is naar het oordeel van de beklagcommissie ook correct en vind steun in de Memorie van Toelichting waar met betrekking tot artikel 39 van de Bvt is opgenomen: “Dat het directe contact met de pers door briefwisseling valt onder het toepassingsbereik van het voorgestelde artikel 34.”. Het latere artikel 35 van de Bvt. Uitgangspunt in casu is dan dat briefwisseling gelijk is aan het voeren van telefoongesprekken. De wettelijke regeling voor een contactverbod met betrekking tot telefoneren is neergelegd in artikel 38, derde lid, Bvt juncto artikel 35, derde lid, Bvt en ook op onderhavige casus van toepassing.

Dit betekent dat het hoofd van de inrichting het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken kan weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt. Indien hiervan sprake is, dient klager een schriftelijke inperkende maatregel te ontvangen.

Uit de overgelegde stukken en verklaringen valt niet op te maken dat een dergelijke maatregel aan klager is uitgereikt, alhoewel in de door klager overgelegde contactlijst per september 2011 (de maand waarin klager intern is overgeplaatst van [locatie A] naar [locatie B]), staat vermeld dat er voor wat betreft dhr. [persoon A] sprake is van een opgelegde maatregel door de directie. Dit doet inderdaad vermoeden dat er sprake is van een inperkende maatregel als bedoeld in artikel 38, derde lid, Bvt juncto artikel 35, derde lid, Bvt.

Als al overwogen blijkt echter overigens uit het dossier niet van een dergelijke maatregel en de verlenging hiervan. Uit de stukken in het dossier komt naar voren dat nadat klager te kennen gaf dhr. [persoon A] te willen laten screenen in verband met regelmatig telefonisch contact omdat de kliniek dhr. [persoon A] heeft aangemerkt als netwerkcontact. Vervolgens is dhr. [persoon A] conform de geldende huisregels gescreend. De kliniek geeft aan dat in het screeningsgesprek dhr. [persoon A] liet blijken geen regulier netwerkcontact met klager te willen. Het was de bedoeling slechts contact met klager te hebben in verband met het plan van dhr. [persoon A] om een documentaire over tbs-ers te maken. Hierop is na overleg in het behandelteam besloten om dit aspirant-telefooncontact niet toe te laten tot de lijst netwerkcontacten van klager, aangezien dhr. [persoon A] andere belangen nastreefde dan in het kader van een netwerk bedoeld. De kliniek stelt deze beslissing mondeling aan klager te hebben medegedeeld. Dit lijkt op een eenmalige beslissing welke op zich niet onredelijk of onbillijk is. Overigens merkt de beklagcommissie op dat in artikel 38 van de Bvt slechts sprake is van het voeren van telefoongesprekken met personen buiten de inrichting, uit niets blijkt dat dit beperkt zou zijn tot personen behorende tot klagers netwerk. Deze beperking vloeit voort uit de Huisregels.

De vraag is echter of het telefonisch contact dat klager wilde onderhouden met dhr. [persoon A] wel bedoeld was als een netwerkcontact. De beklagcommissie moet deze vraag ontkennend beantwoorden, immers blijkt uit de stukken, noch van de zijde van klager, noch van de zijde van dhr. [persoon A], dat er sprake was van telefonisch contact in de zin van een netwerkcontact.

Ter beoordeling aan de beklagcommissie ligt derhalve voor de weigering van het hoofd van de inrichting tot het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid van de Bvt.

Gelet op het vorenstaande kan de beklagcommissie niet anders dan vaststellen dat de kliniek niet conform dit wettelijk kader op klagers verzoek om telefonisch contact te mogen hebben met dhr. [persoon A] heeft beslist. De beslissing tot een telefonisch contactverbod is dan ook niet op goede gronden genomen en had ook niet zonder verlengingsbeslissingen in dit kader voor langere tijd mogen voortduren.

De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat het beklag gegrond dient te worden verklaard. 

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beklagcommissie stelt deze vast op € 50,=.   

4.         DE BESLISSING

De beklagcommissie:
-                      verklaart het beklag met nummer [klacht 1] ongegrond;
-                      verklaart het beklag met nummer [klacht 2] gegrond en stelt de tegemoetkoming die klager toekomt vast op € 50,-.

Aldus beslist op 25 mei 2012 door de beklagcommissie: […]