Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2012/096

Datum uitspraak:
07/05/2012
Artikel:
29 lid 1, 34 lid 1, 36 lid 3 en 4, 39 lid 2 Pbw, circulaire 'Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico'
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over de, in het kader van zijn plaatsing op de lijst GVM, aan hem opgelegde maatregelen en de verlengingen daarvan. De beklagcommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de directeur een eigen belangenafweging, onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria, heeft gemaakt. De betreffende belangenafweging is in ieder geval niet inzichtelijk geworden. De beklagcommissie verklaart de klachten gegrond en kent aan klager een tegmeoetkoming toe ter hoogte van € 250,00.
Uitspraak:

Uitspraak van de voorzitter van de beklagcommissie uit bovengenoemde Commissie van Toezicht op de klaagschriften van […], verder te noemen klager, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting […].

Het beklag en het verloop van de procedure
De op 10 januari 2012, 24 januari 2012, 7 februari 2012, 20 februari 2012 en op 6 maart 2012 gedateerde klaagschriften van klagers zijn op 16 januari 2012, 1 februari 2012, 15 februari 2012, 23 februari 2012 en op 8 maart 2012 ontvangen door het secretariaat van de Commissie van Toezicht bij P.I. […].

De directeur van de inrichting heeft met zijn brieven van 26 januari 2012, 24 februari 2012, 27 februari 2012, en 1 maart 2012 en 29 maart 2012 inlichtingen verstrekt.

Klager, diens raadsman, mr. […], en de directeur zijn ter zitting van 5 maart 2012 in de gelegenheid gesteld hun standpunten mondeling toe te lichten. De klachtzaak is aangehouden teneinde de directeur in de gelegenheid te stellen de informatie te verstrekken op grond waarvan aan klager de door hem bestreden maatregelen zijn opgelegd. Omdat de directeur ter zitting heeft toegelicht dat een deel van de informatie als vertrouwelijk wordt aangemerkt heeft de voorzitter van de beklagcommissie besloten die informatie te laten toetsen door een aparte beklagcommissie. Indien wordt geoordeeld dat de informatie inderdaad vertrouwelijk is, wordt deze buiten het dossier gehouden.

Bij brief van 29 maart 2012 heeft de directeur aanvullende inlichtingen verstrekt. De directeur heeft ervoor gekozen niet die informatie te verstrekken die vertrouwelijk wordt geacht, omdat de directeur de beslissing hierover niet uit handen wil geven aan de beklagcommissie.

Klagers raadsman heeft bij brief van 13 april 2012 gereageerd op voornoemde brief van de directeur.

De standpunten
Omdat de klachten allen zien op de, in het kader van klagers plaatsing op de lijst GVM, aan klager opgelegde maatregelen en de verlengingen daarvan worden de standpunten niet per klacht weergegeven.

Standpunt klager
Klager is in beklag gekomen tegen de maatregelen die verbonden zijn aan zijn GVM-status.

De raadsman geeft ter zitting aan dat aan zijn cliënt op 10 januari 2012, bij zijn binnenkomst in […], maatregelen zijn opgelegd in het kader van zijn plaatsing op de lijst GVM. In de reactie van de directeur staat vermeld dat dezelfde maatregelen zijn opgelegd als die werden gebruikt in de vorige inrichting waar klager verbleef en dat er een onderzoek loopt naar de achtergrond van het risicoprofiel van klager. Zodra daar uitsluitsel over is zal de directeur die gegevens meenemen in de beslissing over de op te leggen maatregelen. Bij de laatste verlenging op 21 februari 2012 luidt de reactie van de directeur exact hetzelfde en is het onderzoek nog niet afgerond. De raadsman vraagt zich af hoe lang een dergelijk onderzoek moet duren.

De raadsman stelt voorts dat er twee problemen kleven aan de maatregelen. Formeel hoort, gelet ook op de circulaire, de gedetineerde gehoord te worden voorafgaand aan de beslissing over de op te leggen maatregelen. De raadsman benadrukt dat de beslissingen slechts aan zijn cliënt zijn medegedeeld en uitgereikt. Van enig horen is geen sprake geweest.

Vervolgens stelt de raadsman dat de directeur bij het nemen van de beslissingen een eigen belangenafweging moet maken. De raadsman is van oordeel dat noch de mededelingen, noch de reactie van de directeur blijk geven van een eigen belangenafweging. Hij betoogt dat op geen enkele manier is onderbouwd waarom de desbetreffende maatregelen zijn opgelegd, anders dan dat dit hoort bij de plaatsing van zijn cliënt op de lijst GVM. Voorgaande wordt bevestigd door de reactie van de directeur waarin staat dat men nog bezig is met het onderzoek. Dit impliceert dat er (nog) geen eigen belangenafweging gemaakt kan worden.

Inhoudelijk staan in de beschikkingen betreffende de maatregelen steeds twee gronden genoemd. Het gaat dan om de gronden mediagevoeligheid en liquidatiegevaar. Wat betreft de mediagevoeligheid licht de raadsman toe dat noch zijn cliënt, noch hijzelf in de twee jaar die klager inmiddels in detentie heeft doorgebracht contact met de media hebben gehad. Hetzelfde geldt voor klagers medeverdachten en diens raadslieden. Vanuit de verdediging is er dus geen enkel contact met de media en die handelwijze berust op een bewuste keuze. De raadsman licht toe dat er vanuit de media wel aandacht is voor het delict waarvan zijn cliënt wordt verdacht. In de media profileren zich echter alleen het Openbaar Ministerie en de advocaat van een getuige.

Wat betreft het liquidatiegevaar merkt de raadsman op dat klager ooit op de lijst GVM is geplaatst. Klager en diens medeverdachten zijn toen allen geplaatst in de landelijke afzondering in Vught. Reden daarvoor was dat een officier van justitie zou zijn bedreigd. Het Openbaar Ministerie heeft daar uiteindelijk afstand van genomen. De grond liquidatiegevaar is echter altijd blijven hangen. Niet duidelijk is of het liquidatiegevaar ziet op klager zelf of dat dit gevaar juist vanuit klager zou komen.

De raadsman concludeert dat nu niet duidelijk is op welke informatie de gronden gestoeld zijn het tevens onduidelijk blijft waarom nu precies is gekozen voor die maatregelen die aan zijn cliënt zijn opgelegd. De raadsman geeft aan dat de maatregelen grote gevolgen hebben voor zijn cliënt. Zo komt hij niet in aanmerking voor taakarbeid (bijvoorbeeld een baantje als reiniger), verblijft hij altijd op een kleine afdeling en moet hij luchten op de kleinere luchtplaats. Verder bereikt aan klager gerichte post hem niet of erg laat.

Klager geeft ter zitting aan dat voor hem zwaar weegt dat hij nooit in aanmerking komt voor taakarbeid.  Daarnaast vindt klager het erg vervelend dat hij stelselmatig wordt gevisiteerd, onder meer na afloop van elk bezoek. Klager is inderdaad op een reguliere afdeling geplaatst, maar hij benadrukt dat elke gedetineerde in eerste instantie op de inkomstenafdeling wordt geplaatst en vervolgens wordt doorgeplaatst naar een reguliere afdeling.

Bij brief van 13 april 2012 heeft de raadsman nog de volgende opmerkingen gemaakt. De raadsman geeft aan dat de directie bij brieven van 26 januari, 24 februari, 27 februari en 1 maart 2012 heeft gesteld dat er een onderzoek liep naar de achtergrond van klagers risicoprofiel, maar dat daarover nog geen uitsluitsel was. Ter zitting van 5 maart 2012 heeft de directeur echter gesteld dat er wel informatie is, maar dat deze niet gedeeld kan worden met klager en diens raadsman. De raadsman vindt dit een merkwaardige en onovertuigende stelling. Door het besluit van de directie om de door hen als vertrouwelijk aangemerkte informatie niet te verstrekken blijft deze informatie volledig oncontroleerbaar.

Standpunt directeur
De directeur licht in zijn reactie toe dat klager op de lijst GVM staat met risicoprofiel verhoogd. De directeur bepaalt echter niet of een gedetineerde op de lijst GVM wordt geplaatst. Wat betreft de opgelegde maatregelen geeft de directeur aan dat zij op 10 januari 2012 met klager heeft gesproken. De directeur heeft aan klager verteld dat vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie is bepaald dat klager op de lijst GVM staat en dat daarom aan klager een aantal maatregelen worden opgelegd. Het is de verantwoordelijkheid van de directeur te besluiten welke maatregelen worden opgelegd. Omdat klager nog maar net binnen was kon er geen diepgaand onderzoek worden gedaan naar de precieze achtergrond van de in de P.I. […] opgelegde maatregelen. Ook was er nog niets te zeggen ten aanzien van het gedrag van klager. Het lag derhalve in de rede om de maatregelen op te leggen die ook in de P.I. […] golden. De directeur geeft aan dat er een onderzoek loopt naar de achtergrond van het risicoprofiel. Zodra de directeur daarover uitsluitsel heeft gekregen en er beter zicht is op het gedrag van klager zullen deze gegevens meegenomen worden bij het nemen van een nadere beslissing.

De directeur licht ter zitting toe dat de plaatsing van gedetineerden op de lijst GVM een beslissing is die wordt genomen door het Operationeel Overleg. De directie heeft daarop geen invloed. De directeur geeft aan dat, zolang een gedetineerde op de lijst GVM staat, die maatregelen worden opgelegd die passen bij de status van de desbetreffende gedetineerden en de gronden die aan die status ten grondslag liggen. Alle gedetineerden die op de lijst GVM staan worden in de vergadering van de vrijhedencommissie besproken. Er wordt dan onder andere besproken of er nog informatie uit de maatregelen naar voren is gekomen.

Met betrekking tot het inhoudelijke deel merkt de directeur op dat zij daar niet over gaat. In zijn algemeenheid is de directie erg voorzichtig als sprake is van mediagevoeligheid. Het liquidatiegevaar kan van buiten komen. Er is onderzoek gedaan naar de achtergrond van het risicoprofiel. Hierover is veel informatie binnen gekomen, maar de directeur geeft aan deze informatie niet te kunnen delen met klager en diens raadsman gezien de vertrouwelijkheid hiervan. Wat betreft het horen merkt de directeur op dat klager een paar keer wel, maar ook een paar keer niet is gehoord voorafgaand aan de oplegging van de maatregelen.

Het klopt dat uit de maatregelen voortvloeit dat klager niet in aanmerking komt voor een baantje als reiniger. Als reiniger heeft een gedetineerde veel vrijheid en dat zou in klagers geval onverantwoord zijn. Voor klager is zijn situatie in […] wel veranderd sinds zijn inkomst. Klager heeft meer vrijheden gekregen. Hij zit nu op een reguliere afdeling waar hij deel kan nemen aan het dagprogramma.

In de brief van 29 maart 2012 licht de directeur toe dat de oplegging van de maatregelen is gebaseerd op informatie die uit veiligheidsoverwegingen niet openbaar gemaakt kan worden. De directeur geeft aan dat de eigen belangenafweging van de directie bij de periodieke verlenging van de maatregelen steeds mede is gebaseerd op vertrouwelijke informatie, welke onder meer afkomstig is van het GRIP. Vanuit drie gezichtspunten – de veiligheid van klager, de orde, rust en veiligheid in de inrichting en de ongestoorde tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis – kan deze informatie niet openbaar gemaakt worden. Minstens eenmaal per twee weken wordt de noodzaak van de verlenging van de maatregelen in de vrijhedencommissie besproken. Hierbij komt niet alleen de informatie ‘van buitenaf’, maar ook de informatie over het functioneren van klager in de inrichting ter sprake. De directeur benadrukt dat telkens sprake is geweest van een eigen afweging bij het nemen van de beslissingen. Dit blijkt uit het feit dat klager niet op de inkomstenafdeling heeft hoeven blijven en het feit dat klager niet beperkt wordt in zijn deelname aan de activiteiten van het dagprogramma.

Wettelijk kader
Art. 29, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: de Pbw) luidt als volgt:
De directeur is bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.

Art. 34, eerste lid, van de Pbw luidt als volgt:
De directeur is bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken:

  1. indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de verblijfsruimten van gedetineerden;
  2. indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.


    Art. 36, derde lid en vierde lid, van de Pbw luiden als volgt:

3. De directeur is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor gedetineerden toezicht uit te oefenen. Dit toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijze van uitoefenen van toezicht wordt aan de gedetineerden tevoren mededeling gedaan.

4. De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b. de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;

c. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.


Art. 39, tweede lid, van de Pbw luidt, voor zover van belang, als volgt:

De directeur kan bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren of opnemen van het telefoongesprek.
 

De circulaire ‘Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico van 13 oktober 2012’ (kenmerk 5645409/10) (hierna: de circulaire) luidt, voor zover van belang, als volgt:

‘Het opleggen van de maatregelen is ter beoordeling van de vestigingsdirecteur. De uitvoering van de maatregelen en het toezicht hierop valt onder de verantwoordelijkheid van de vestigingsdirecteur. Ook de beoordeling van de noodzaak tot en de bepaling van verdere beperkende maatregelen valt onder zijn verantwoordelijkheid.’ (…) ‘Het besluit van de vestigingsdirecteur tot het opleggen van de maatregelen dient voldoende onderbouwd te zijn. Het Operationeel Overleg levert hiertoe de bouwstenen aan. De vestigingsdirecteur hoort de gedetineerde. De adviesrapportages van het GRIP worden opgenomen in het Penitentiair Dossier.’ (…) ‘Ten behoeve van het OO zullen de inrichtingen maandelijks aan het GRIP rapportages aanleveren van alle gedetineerden die op de lijst GVM staan.’ (…) ‘Ten aanzien van de genomen maatregelen dient de vestigingsdirecteur, gelet op de jurisprudentie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, minimaal maandelijks een eigen belangenafweging te maken die dient te worden onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en dient te worden getoetst op basis van voldoende inzichtelijke criteria.’
 

Overwegingen
Gelet op de artikelen 29, 34, 36, 39 en 60-68 van de Pbw en gelet op de circulaire overweegt en beslist de voorzitter als volgt.

Op basis van de circulaire Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico van 31 januari 2008 dient de directeur nadere maatregelen te nemen wanneer een gedetineerde is geplaatst op de lijst GVM met een verhoogd, hoog of extreem profiel. Klager staat op de lijst GVM met het risicoprofiel verhoogd.
 

Klager is op 10 januari 2012 overgeplaatst naar de P.I. […]. Op diezelfde datum zijn aan klager de volgende maatregelen opgelegd:

  • Celinspectie 1x per week;
  • Geen aanstelling in baantjes;
  • Vooraf screenen bezoekers door GRIP;
  • Opnemen en beluisteren telefoongesprekken;
  • Opgenomen gesprekken toezenden aan GRIP;
  • Inhoudelijke controle, kopiëren en toezenden brieven/poststukken aan GRIP;
  • Uitgebreide celinspectie op indicatie;
  • Visitatie na bezoek en op indicatie.


Op 24 januari 2012, 7 februari 2012, 21 februari 2012 en op 6 maart 2012 zijn bovenstaande maatregelen met twee weken verlengd. Vanaf 6 maart 2012 verandert de frequentie met betrekking tot de celinspectie. Klagers cel zal eenmaal per maand geïnspecteerd worden.

De raadsman heeft toegelicht dat klager inmiddels al twee jaar in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarbij de gehele preiode aan klager maatregelen zijn opgelegd.


De voorzitter overweegt dat, hoewel de plaatsing op de lijst GVM buiten de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de directeur valt, de oplegging van maatregelen in dat kader wel onder de bevoegdheid van de directeur valt. Dit gezien – onder meer – het gestelde in de artikelen 29, 34, 36 en 39 van de Pbw. In deze artikelen worden de bevoegdheden tot het onderzoek aan lichaam/kleding, het onderzoek van de verblijfsruimte en het uitoefenen van toezicht op post en telefoongesprekken bij de directeur neergelegd. Het uitoefenen van deze bevoegdheden dient in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting te zijn, waarbij aangemerkt moet worden dat het uitoefenen van toezicht op post en telefoonverkeer ook in het kader van buiten de inrichting geldende belangen kan zijn. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de directeur een eigen belangenafweging dient te maken voorafgaand aan de oplegging van maatregelen zoals die aan klager zijn opgelegd.
 

De vraag die dan aan de orde is, is of de aan klager opgelegde maatregelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Voor een oordeel hierover is van belang dat dient te blijken van een belangenafweging omtrent de noodzaak van de opgelegde maatregelen. De enkele verwijzing naar klagers plaats op de lijst GVM is daarvoor onvoldoende. De RSJ heeft onder meer in haar uitspraak met nummer 11/2428/GA van 2 maart 2012 bepaald dat de directeur in een dergelijk geval een eigen belangenafweging dient te maken, onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria. Uit de beslissing moet blijken van een concrete afweging van beoogd(e) nut en noodzaak van de opgelegde maatregelen tegen de concrete risico’s die klager in de inrichting loopt of die klager voor of in de inrichting oplevert. Nu de maatregelen jegens klager inmiddels al twee jaar worden opgelegd, rust op de directeur dienaangaande een zware motiveringsplicht.
 

De directeur heeft bij brieven van 26 januari 2012, 24 februari 2012, 27 februari 2012 en 1 maart 2012 laten weten dat klager op de lijst GVM staat met het risicoprofiel verhoogd en dat het onderzoek naar de achtergrond van klagers risicoprofiel nog loopt, maar dat hierover nog geen uitsluitsel is. Opvallend is dat de directeur in de reacties wel aangeeft op 10 januari 2012 een gesprek met klager te hebben gehad waarin aan klager is verteld dat aan hem de maatregelen worden opgelegd en waarom. De voorzitter is echter niet gebleken dat aan klager meer informatie is verschaft dan ter zitting en uit voornoemde brieven is gebleken. Ter zitting van 5 maart 2012 is gebleken dat de directie wel beschikt over informatie over de achtergrond van klagers risicoprofiel, maar dat zij deze informatie niet wil verstrekken, gelet op de vertrouwelijkheid hiervan. Als gronden voor de oplegging van de maatregelen worden telkens genoemd: mediagevoelig en liquidatiegevaar. Bij beschikking van 6 maart 2012 worden deze gronden nog aangevuld met de grond: vluchtgevaarlijk (aanwijzing).
 

De directeur heeft de bestreden beslissingen, gelet op het vorenstaande, op geen enkele wijze onderbouwd met schriftelijke verslaglegging. Niet is toegelicht op grond waarvan is aangenomen dat sprake is van mediagevoeligheid en liquidatiegevaar. De voorzitter kan naar de achtergrond van deze aangevoerde gronden slechts gissen. Niet is gebleken of het liquidatiegevaar voor klager zelf geldt of dat juist wordt aangenomen dat vanuit klager het gevaar uitgaat van liquidatie van anderen. Laat staan dat inzichtelijk is geworden in hoeverre de gekozen maatregelen dit gevaar inperken. Wat betreft de mediagevoeligheid overweegt de voorzitter dat deze grond door raadsman van klager nog enigszins inzichtelijk is gemaakt, maar dat door de directeur ook met betrekking tot deze grond geen enkele informatie is verstrekt. Bij verlenging van de oplegging van de bestreden maatregelen is de grond vluchtgevaar toegevoegd aan de hiervoor genoemde gronden. Er is niet gebleken waarom vanaf 6 maart 2012 deze extra grond is komen te gelden.
 

Van een eigen belangenafweging, onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria is derhalve niet gebleken, anders dan dat de directeur stelt dat deze belangenafweging heeft plaatsgevonden op grond van informatie die niet verschaft kan worden. In ieder geval kan vastgesteld worden dat voor klager noch de voorzitter deze belangenafweging inzichtelijk is geworden.

                                                                                           

De overgelegde schriftelijke mededelingen aan klager zijn allen voorzien van een gelijkluidende standaard motivering. Deze wijze van afhandeling en het feit dat klager niet voorafgaand aan elke verlenging van de maatregelen is gehoord sterkt de voorzitter in haar oordeel dat geen sprake is van een individuele, inzichtelijke, concrete en – vooral – toetsbare afweging.

De voorzitter zal de beklagen van klager daarom gegrond verklaren. Zij zal aan klager, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, een tegemoetkoming toekennen. Gelet op voornoemde uitspraak van de RSJ zal de tegemoetkoming worden vastgesteld op € 50, - per beslissing tot oplegging/verlenging van de maatregelen.
 

BESLISSING

Verklaart de klachten gegrond en kent een tegemoetkoming toe ter hoogte van € 250, -.