Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2012/072

Datum uitspraak:
27/06/2011
Artikel:
40 Pbw, Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en de media
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over de beslissing van de directeur, betreffende de afwijzing van het verzoek van klager om ex art. 40 Pbw een gesprek te voeren met een verslaggeefster van de Volkskrant. Naar het oordeel van de beklagcommissie had de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen tot een andere beslissing moeten komen. De directie heeft naar het oordeel van de beklagcommissie geen dermate overwegende bezwaren naar voren gebracht tegen het gevraagde perscontact dat op grond daarvan een totaal verbod voor een dergelijk contact gerechtvaardigd was. Het beklag wordt gegrond verklaard. De beslissing van de directeur wordt vernietigd en de directeur wordt opgedragen binnen een maand een nieuwe beslissing te nemen.
Uitspraak:

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht op het op 11 mei 2011 ontvangen klaagschrift van de heer

[…]

thans verblijvende in bovengenoemde inrichting. 

De directie van de P.I. […] heeft bij schrijven d.d. 30 mei 2011 de beklagcommissie inlichtingen ter zake van voormeld klaagschrift verstrekt.

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het klaagschrift d.d. 27 juni 2011 heeft de beklagcommissie klager in bijzijn van zijn raadsman mr. […] en een lid van de directie gehoord.

De inhoud van de bovengenoemde stukken dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Inhoud van het beklag
Klager beklaagt zich erover dat zijn verzoek ex artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet, te weten het voeren van een gesprek met […] (verslaggeefster van de Volkskrant) is afgewezen.

Standpunten van klager en directie
De raadsman voert aan, verkort en zakelijk weergegeven:
In casu zijn de rechten zoals vermeld in artikel 10 EVRM en artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet in het geding. In beginsel komt cliënt het recht toe om contact te hebben met de media. Een afwijzing is mijns inziens niet te rechtvaardigen. De redenen voor afwijzing vloeien niet rechtstreeks uit art 40 van de Penitentiaire beginselenwet voort. De brief van cliënt die in de Volkskrant is verschenen, is onderdeel geweest van maatschappelijk debat. De standpunten die cliënt in voornoemde brief naar voren heeft gebracht zijn juist ter bescherming van openbare orde; hij wenst juist radicalisering tegen te gaan. Alles wat cliënt naar buiten wil brengen kan de orde van de inrichting niet schaden. Cliënt zit een redelijk lange gevangenisstraf uit vanwege een commuun delict. Cliënt heeft een handgranaat gegooid naar een arrestatieteam. Het  gerechtshof heeft alle medeverdachten ten aanzien van deelname aan een terroristische organisatie voor ieder van hen 15 maanden gevangenisstraf opgelegd. De ernstig geschokte rechtsorde ligt meer in de tenlastegelegde poging doodslag. De slachtoffers daarvan waren allen politiefunctionarissen. Zij zijn allemaal weer aan het werk. Cliënt heeft hen bij herhaling verontschuldigingen aangeboden.

Dus het argument onder e. kan de beslissing tot afwijzing mijns inziens ook niet dragen. Het is waar dat de strafzaak veel aandacht heeft gekregen

De brief die in de Volkskrant is verschenen, is door mij aan de Volkskrant aangeboden.

Het staat cliënt vrij om dat te doen. Er waren vragen vanuit de media die legitiem zijn waarover cliënt zich zou willen uitlaten. Het enige wat wordt verlangd is om mevrouw XXX te ontvangen; een interview geven is niet aan de orde. We hebben hier te maken met een fundamenteel mensenrecht wat slechts op bepaalde argumenten mag worden beperkt.

Klager verklaart, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik kan alleen bevestigen wat mijn raadsman zegt. De boodschap is bedoeld als maatschappelijke verzoening. Ik richt mijn pijlen nu tegen het radicalisme als zodanig. Mijns inziens is er wel degelijk sprake van een maatschappelijk belang. Ik hecht er persoonlijk belang aan dat ik mijn standpunten in een gesprek met de media kan geven zodat ik over 2 jaar op een anonieme manier naar buiten kan gaan.

De directie voert aan, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik persisteer bij hetgeen ik reeds schriftelijk heeft verweerd. Het punt zoals door de raadsman is aangevoerd wij het gesprek tussen klager en de journaliste slechts hoeven te faciliteren strookt niet met onze verantwoording jegens het Ministerie.

De beoordeling
Bij de beoordeling van het beklag kan worden uitgegaan van het volgende. Namens klager is door zijn raadsman op 03 februari 2011 aan de directeur van P.I. […] verzocht om in contact te mogen treden met vertegenwoordigers van de pers. Het betrof een gesprek met een verslaggeefster van de Volkskrant. De directeur heeft het verzoek voorgelegd aan de persvoorlichter van DJI en deze om advies verzocht. De directeur heeft het verzoek vervolgens in samenspraak met de persvoorlichter afgewezen.

Contacten tussen gedetineerden (en directeuren) en vertegenwoordigers van de pers worden – voor zover hier van belang – beheerst door de volgende wet- en regelgeving:

Artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet luidt: ”1. De directeur kan toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de gedetineerde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen: a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting; b. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden; c. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde; d. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten. 2. De directeur kan met het oog op de bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de inrichting voorwaarden verbinden. De directeur is bevoegd een vertegenwoordiger van de media uit de inrichting te doen verwijderen, indien hij de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt. 3. De directeur kan op het contact met een vertegenwoordiger van de media toezicht uitoefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het eerste lid. Artikel 38, vierde lid, tweede en derde volzin, en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.”

De procedure ten aanzien van contacten met de media is nader uitgewerkt in de Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en de media (d.d. 18 juni 1999, nr. 761025/99/DJI) (verder: de Circulaire). Hierin staat – voor zover in dit kader van belang – vermeld: ”(…) Een verzoek met betrekking tot contact tussen een vertegenwoordiger van de media en de gedetineerde of de directeur wordt schriftelijk bij u ingediend ongeacht wie de initiatiefnemer is. Het verzoek bevat een uiteenzetting van het onderwerp en het kader waarbinnen het onderwerp wordt geplaatst. Alvorens hierop te beslissen, wordt het verzoek door u altijd aan de persvoorlichter van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ter beoordeling voorgelegd indien: -1. het onderwerp betrekking heeft op (verdenking van) het plegen van een delict door de gedetineerde of diens (lopende) strafprocedure; of -2. de gedetineerde verdacht wordt van of veroordeeld is wegens een gewelds- of zedendelict; of -3. het een vreemdeling betreft in afwachting van (een beslissing tot al dan niet) uitzetting; of -4. het onderwerp (in)direct betrekking heeft op een beleidsterrein van het Ministerie van Justitie; of -5. het opvattingen betreft van bewindslieden; of -6. het werkzaamheden of opvattingen betreft van ambtenaren van het (kern)departement van het Ministerie van Justitie of van het hoofdkantoor van DJI; of -7. het ernstige incidenten betreft zoals gijzelingen, suïcides en ontsnappingen; of -8. het onderwerp een ‘landelijke uitstraling’ heeft.

Indien er toestemming wordt verleend, dient u een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de vertegenwoordiger van de media (…)”.

Uit het voorgaande komt naar voren dat de directeur – na de in de Circulaire vermelde adviezen te hebben opgevraagd – een eigen bevoegdheid heeft om al dan niet toestemming te geven voor een contact met de media. In dit geval diende hij de belangen van de gedetineerde bij dat contact af te wegen tegen het (eventueel) negatieve advies van de persvoorlichter. 

In de door de directeur aangeleverde informatie wordt verwezen naar de procedure en het wettelijk kader voor contacten met vertegenwoordigers van de media. Voorts geeft de directeur aan dat zijn beslissing om klagers verzoek af te wijzen met name gelegen is in het feit dat klager is veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf dat veel onrust in de maatschappij heeft veroorzaakt.

De vraag die vervolgens beantwoording verdient is of de enkele verwijzing naar de ernst van het misdrijf waarvoor klager is veroordeeld een afwijzing van het verzoek van klager kan rechtvaardigen of dat de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – tot een andere beslissing had moeten komen. Naar het oordeel van de beklagcommissie is dat laatste het geval. De directie heeft, naar oordeel van de beklagcommissie, geen dermate overwegende bezwaren naar voren gebracht tegen het gevraagde perscontact, dat op grond daarvan een totaal verbod voor een dergelijk contact gerechtvaardigd was. 

Het beklag dient weshalve gegrond te worden verklaard. De beslissing van de directeur zal worden vernietigd en aan de directeur zal worden opgedragen om binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van hetgeen door de beklagcommissie is overwogen.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beklagcommissie geen termen aanwezig voor de toekenning van een (financiële) tegemoetkoming.

Mitsdien wordt als volgt besloten.

De beslissing
De beklagcommissie,

verklaart het beklag gegrond.

Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak.