Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2012/073

Datum uitspraak:
10/04/2012
Artikel:
40 Pbw, Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en de media
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over de beslissing van de directeur, aan wie opgedragen was een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van een eerdere uitspraak van de beklagcommissie (KC 2012/072). De beslissing betreft afwijzing van het verzoek van klager om ex art. 40 Pbw een gesprek te voeren met een verslaggeefster van de Volkskrant. De directie persisteert bij haar eerder ingenomen standpunt. De beklagcommissie oordeelt dat de directeur een eigen bevoegdheid heeft om al dan niet toestemming te geven voor een contact met de media. De belangen van de gedetineerde bij dat contact dienen afgewogen te worden tegen het (eventueel) negatieve advies van de persvoorlichter. Naar het oordeel van de beklagcommissie heeft de directie geen dermate overwegende bezwaren naar voren gebracht tegen het gevraagde perscontact, dat op grond daarvan een totaal verbod voor een dergelijk contact gerechtvaardigd was. Het beklag wordt gegrond verklaard.
Uitspraak:

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht op het op 4 augustus 2011 ontvangen klaagschrift van de heer
[…]


thans verblijvende in bovengenoemde inrichting. 


De directie van de P.I. […] heeft bij schrijven d.d. 18 augustus 2011 de beklagcommissie inlichtingen ter zake van voormeld klaagschrift verstrekt.


Bij gelegenheid van de mondelinge behandelingen van het klaagschrift d.d. 31 oktober 2011 en 5 maart 2012 heeft de beklagcommissie klager in bijzijn van zijn raadsman mr. […], een lid van de directie gehoord en mr. […], juridisch medewerker DJI.


De inhoud van de bovengenoemde stukken dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.


Inhoud van het beklag

Klager beklaagt zich over de beslissing (d.d. 26 juli 2011) van de directeur, aan wie opgedragen was een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beklagcommissie d.d. 27 juni 2011 ( een afschrift hiervan wordt aan deze uitspraak gehecht), zie KC 2012/072.


De beslissing betreft afwijzing van het verzoek van klager om ex artikel 40 Penitentiaire beginselenwet, te weten het voeren van een gesprek met […] ( verslaggeefster van de Volkskrant).


Standpunten van klager en directie

De raadsman voert aan, verkort en zakelijk weergegeven:
Overgelegd:  Brief raadsman d.d. 3 februari 2010 (lees: 2011)

                      Brief raadsman d.d. 9 juni 2011 
                      
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 17 december 2010, parketnummer   […]

Afschriften hiervan worden aan deze uitspraak gehecht.

Wederom zijn we bijeen voor inhoudelijk hetzelfde geschil, waarin beroep wordt gedaan op artikel 10 EVRM  en artikel 40 Pbw. In beginsel komt cliënt het recht toe om contact te hebben met de media. De redenen voor afwijzing vloeien niet rechtstreeks uit art. 40 van de Penitentiaire beginselenwet voort. Hierbij wordt verwezen naar een citaat van prof. Melai. Deze laatste beschrijft de reikwijdte van artikel 40 Pbw. ( zie brief raadsman d.d. 3 februari 2010 gericht aan directeur PI […] pag 4 & 5).  Artikel 40 Pbw geeft de directeur van de inrichting de vrijheid een gedetineerde toestemming te verlenen tot een gesprek met een vertegenwoordiger van de media. Hiertoe is hij ten opzichte van preventief gedetineerden verplicht behoudens uitzonderingsgevallen.

In oktober 2010 is er een bericht in de Volkskrant gepubliceerd, waarin cliënt afstand deed van zijn gedachtegoed om jongeren te behoeden in dezelfde val te lopen. Dit bericht heeft vele positieve reacties gekregen. Mijn cliënt wil thans ook de vragen in de media beantwoorden. Immers deze gepubliceerde brief is onderdeel geworden van een maatschappelijk debat. Juist ter bescherming van de openbare orde wil hij zijn standpunten in de media nader toelichten. Cliënt is door het Hof Amsterdam veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie en hem is een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd. De verdediging is in cassatie gegaan. De AG heeft geconcludeerd, dat van deelname aan een terroristische organisatie geen sprake is. Het terroristisch oogmerk is ervan afgehaald. De initiële dagvaarding is thans gereduceerd tot voorhanden hebben van haat zaaiend materiaal.

Het door mijn cliënt verzochte contact met mw. […] kan geen inbreuk op rechten en vrijheden van nabestaanden of familieleden van slachtoffers vormen. De ernstig geschokte samenleving ligt meer in de tenlastegelegde poging doodslag. De slachtoffers waren professionele leden van het arrestatieteam. Alle betrokken politieagenten zijn weer aan het werk. De stelling, dat de gevolgen nog steeds merkbaar zijn, zijn door het tijdsverloop (feit dateert uit 2004) en de aard van het letsel inmiddels achterhaald, waarmee het feit niet gebagatelliseerd mag worden en ook niet wordt. De impact van het misdrijf wordt door cliënt erkend en door hem is spijt betuigd op verschillende momenten. De slachtoffers zullen niet gegriefd worden, als cliënt zijn gewijzigde standpunten kenbaar zal maken. Dit is maatschappelijk gezien van belang. Mijn cliënt heeft een totaal andere visie: dat wat gebeurd is had nooit mogen gebeuren.

In Noorwegen heeft de overheid er overigens in toegestemd, dat Breivik een interview kan geven.

Klager verklaart zakelijk weergegeven als volgt:

Ik realiseer mij, wat de impact is geweest. Ik heb uitvoerig spijt betuigd aan betrokken leden van het arrestatieteam. Ook via het OM heb ik brieven met deze inhoud aan het arrestatieteam laten afgeven.

Ik kende de medegevangenen van de unit waar ik toen verbleef en ik verwachtte geen bedreiging. Desalniettemin heb en had ik wel begrip voor de maatregel tot afzondering van de directeur.

De huidige situatie is een compleet andere. Thans zit ik met zo’n 15 andere gedetineerden van wie

90 % niet moslim of niet religieus. Binnenkort ga ik wellicht naar unit 6. Ik verwacht geen moeilijkheden. De toezichtmaatregel is op dit moment nog maar beperkt tot arbeid/onderwijs en bezoek (apart bezoek). Bovendien ben ik me bewust van het feit dat ik nog maar 16 maanden gedetineerd ben. Ik wil mijn eigen veiligheid niet in gevaar brengen. Volgend jaar kom ik vrij. Dan wil ik een nieuw leven opbouwen en dit proces achter de rug hebben.  

Mr. […] verklaart zakelijk weergegeven het volgende:

De vraag is in hoeverre het verzoek van klager om met mw. […] over zijn deradicalisering te praten zich verdraagt met artikel 40 Pbw m.a.w. met belangen als de bescherming van de openbare orde en de goede zeden, waaronder de belangen van slachtoffers en anderen bij het misdrijf betrokkenen, en de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

Van te voren is niet in te schatten of er onrust zou kunnen ontstaan en/of de situatie beheersbaar is en welke beheersmaatregelen er genomen zouden moeten worden en/of we een risico zouden kunnen nemen. Maar welk risico neem je dan?  Dit is niet geheel van te voren te bepalen, wanneer het bijvoorbeeld een afdeling van 16 gedetineerden betreft. Klager is verplaatst van de TA naar unit 7a en vervolgens weer naar unit 7b. Van unit 7a kan een gedetineerde niet onbegeleid van de afdeling naar arbeid gelet op orde of veiligheid in de inrichting. Een meer principieel belang is het belang van de slachtoffers. Het Ministerie en de persvoorlichter staan op het standpunt, dat op dit moment geen podium hoeft te worden geboden aan iemand die zich heeft schuldig gemaakt aan een levensdelict, ongeacht de inhoud van de boodschap. 

Artikel 40 Pbw is naar mijn mening een absoluut recht. Ik ben het dan ook niet eens met de interpretatie van dit artikel door de raadsman naar voren gebracht onder verwijzing naar Melai. Dit zou betekenen dat een bericht van een gedetineerde ongeacht de inhoud ervan gepubliceerd kan worden en de directeur alleen te zien heeft op belangen binnen de inrichting.

De directeur verklaart zakelijk weergegeven als volgt:

Nadat het artikel in de Volkskrant was verschenen is klager in afzondering geplaatst. In onderling overleg hebben we verblijf op eigen cel afgesproken. Als directeur moet het belang van klager en het belang van de inrichting tegen elkaar afgewogen worden. Het gaat niet alleen om het waarborgen van klagers veiligheid, maar ook om die van andere gedetineerden te waarborgen. Nu zit hij met veel meer gedetineerden: 16. Tijdens het luchten maakt hij deel uit van een groep van 3 x 16.

Na de zitting van 31 oktober 2011 is er door de directie geen contact opgenomen met klager en de raadsman van klager teneinde onder voorwaarden een gesprek met de verslaggeefster van de

Volkskrant te verlenen zoals door de beklagrechter was verzocht. De directie persisteert bij haar eerder ingenomen standpunt ( zie brief d.d. 9 november 2011).  

Het punt zoals door de raadsman is aangevoerd dat wij het gesprek tussen klager en de journaliste slechts hoeven te faciliteren strookt niet met onze verantwoording jegens het Ministerie.

De beoordeling

Bij de beoordeling van het beklag kan worden uitgegaan van het volgende. Namens klager is door zijn raadsman op 03 februari 2011 aan de directeur van P.I. […] verzocht om in contact te mogen treden met vertegenwoordigers van de pers. Het betrof een gesprek met een verslaggeefster van de Volkskrant. De directeur heeft het verzoek voorgelegd aan de persvoorlichter van DJI en deze om advies verzocht. De directeur heeft het verzoek vervolgens in samenspraak met de persvoorlichter afgewezen.

Contacten tussen gedetineerden (en directeuren) en vertegenwoordigers van de pers worden – voor zover hier van belang – beheerst door de volgende wet- en regelgeving:

Artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet luidt: ”1. De directeur kan toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de gedetineerde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen: a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting; b. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden; c. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde; d. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten. 2. De directeur kan met het oog op de bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de inrichting voorwaarden verbinden. De directeur is bevoegd een vertegenwoordiger van de media uit de inrichting te doen verwijderen, indien hij de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt. 3. De directeur kan op het contact met een vertegenwoordiger van de media toezicht uitoefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het eerste lid. Artikel 38, vierde lid, tweede en derde volzin, en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.”


De procedure ten aanzien van contacten met de media is nader uitgewerkt in de Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en de media (d.d. 18 juni 1999, nr. 761025/99/DJI) (verder: de Circulaire). Hierin staat – voor zover in dit kader van belang – vermeld: ”(…) Een verzoek met betrekking tot contact tussen een vertegenwoordiger van de media en de gedetineerde of de directeur wordt schriftelijk bij u ingediend ongeacht wie de initiatiefnemer is. Het verzoek bevat een uiteenzetting van het onderwerp en het kader waarbinnen het onderwerp wordt geplaatst. Alvorens hierop te beslissen, wordt het verzoek door u altijd aan de persvoorlichter van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ter beoordeling voorgelegd indien: -1. het onderwerp betrekking heeft op (verdenking van) het plegen van een delict door de gedetineerde of diens (lopende) strafprocedure; of -2. de gedetineerde verdacht wordt van of veroordeeld is wegens een gewelds- of zedendelict; of -3. het een vreemdeling betreft in afwachting van (een beslissing tot al dan niet) uitzetting; of -4. het onderwerp (in)direct betrekking heeft op een beleidsterrein van het Ministerie van Justitie; of -5. het opvattingen betreft van bewindslieden; of -6. het werkzaamheden of opvattingen betreft van ambtenaren van het (kern)departement van het Ministerie van Justitie of van het hoofdkantoor van DJI; of -7. het ernstige incidenten betreft zoals gijzelingen, suïcides en ontsnappingen; of -8. het onderwerp een ‘landelijke uitstraling’ heeft.


Indien er toestemming wordt verleend, dient u een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de vertegenwoordiger van de media (…)”.


Uit het voorgaande komt naar voren dat de directeur – na de in de Circulaire vermelde adviezen te hebben opgevraagd – een eigen bevoegdheid heeft om al dan niet toestemming te geven voor een contact met de media. In dit geval diende hij de belangen van de gedetineerde bij dat contact af te wegen tegen het (eventueel) negatieve advies van de persvoorlichter. 


De beklagcommissie overweegt dat door de directie geen andere beslissing genomen is met inachtneming van de uitspraak van de beklagcommissie d.d. 27 juni 2011, de directie persisteerde bij haar eerder ingenomen beslissing. Er zijn geen andere omstandigheden of redenen aangegeven die alsnog tot een ongegrondverklaring aanleiding kunnen zijn.


De directie is voorts in het kader van deze klacht na de behandeling van de zaak op 31 oktober
2011 in de gelegenheid gesteld om in overleg met klager en diens raadsman nadere voorwaarden te stellen aan het ontvangen van mw. […] van de Volkskrant. Klager had aangegeven daartoe bereid te zijn en eventueel de journaliste daarin te betrekken. Wederom werd verwezen naar de procedure en het wettelijk kader voor contacten met vertegenwoordigers van de media maar enige actie in deze richting is niet ondernomen. Van enig gebrek aan samenwerking of weigering tot onderwerping aan toetsing is daarmee niet gebleken.

Inhoudelijk kan nog het volgende worden opgemerkt.

Naar het oordeel van de beklagcommissie wordt bij de overwegingen van de directie ten onrechte aangevoerd, dat klager nooit zijn verontschuldigingen voor het door hem gepleegde misdrijf aan slachtoffers en andere betrokkenen heeft willen maken. Immers feitelijk is dit door klager op verschillende momenten gedaan door middel van o.a. brieven. Evenmin wordt bij de overwegingen meegenomen, dat de initiële dagvaarding gereduceerd is tot het voorhanden hebben van haatzaaiend materiaal, waarbij van deelname aan een terroristische organisatie geen sprake was. Voorts wordt voorbijgegaan aan het feit dat zijn visie veranderd is in dier voege, dat hij afstand doet van zijn gedachtegoed en daarvan ook heeft blijkgegeven; klager wil juist jongeren behoeden in dezelfde val te lopen. Tenslotte wordt bij de overwegingen voorbijgegaan aan het reeds in de Volkskrant gepubliceerde artikel, dat noch daadwerkelijke onrust in de inrichting heeft veroorzaakt noch maatschappelijk gezien op bezwaren is gestuit.

De directie heeft, naar oordeel van de beklagcommissie, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen geen dermate overwegende bezwaren naar voren gebracht tegen het gevraagde perscontact, dat op grond daarvan een totaal verbod voor een dergelijk contact gerechtvaardigd was.  Gelet op bovenstaande is de beklagcommissie van oordeel, dat het beklag gegrond moet worden verklaard.


Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beklagcommissie geen termen aanwezig voor de toekenning van een (financiële) tegemoetkoming.

Mitsdien wordt als volgt besloten.


BESLISSING
De beklagcommissie,

verklaart het beklag gegrond.