Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2012/032

Datum uitspraak:
20/04/2011
Samenvatting:
Klager is het niet eens met de beslissing van de directeur om aan hem een disciplinaire straf op te leggen voor het vinden van contrabande op zijn cel. Klager stelt dat de telefoon door zijn voormalig celgenoot is binnengesmokkeld. Hij heeft er alleen gebruik van gemaakt. De directie heeft aangevoerd dat gedetineerden zelf verantwoordelijk zijn voor spullen die in hun cel aanwezig zijn en dat klager is bestraft voor het in bezit hebben van contrabande. De beklagcommissie acht klager terecht bestraft nu hij erkent dat de telefoon en de oplader in zijn cel zijn aangetroffen en hij bovendien gebruik heeft gemaakt van de telefoon. De beklagcommissie verklaart het beklag ongegrond.
Uitspraak:

Uitspraak inzake de klacht van 17 februari 2011, ontvangen op 23 februari 2011, van […], hierna te noemen klager, gericht tegen de beslissing van de directeur van 15 februari 2011 waarbij hem de disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel is opgelegd. Naar aanleiding van deze klacht heeft de directeur schriftelijke inlichtingen verstrekt bij brief van 3 maart 2011 en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. De beklagcommissie heeft de zaak behandeld ter zitting van  5 april 2011, waarbij de directie is verschenen in de persoon van […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Klacht
Klager is het niet eens met de opgelegde straf voor het vinden van contrabande op zijn cel in de vorm van een mobiele telefoon en een oplader. Hij betwist dat de telefoon van hem was.

Overwegingen
Gegeven het bepaalde in artikel 68 van de Penitentiaire beginselenwet dient de beklagcommissie de vraag te beantwoorden of er sprake is van een beslissing die in strijd is met een in de inrichting geldend voorschrift, dan wel bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk of onbillijk wordt geacht. In dat verband wordt het volgende overwogen.

Niet in geschil is dat in de meerpersoonscel waar klager verbleef contrabande is aangetroffen, namelijk een mobiele telefoon en een oplader. Klager stelt dat deze telefoon door zijn voormalig celgenoot is binnengesmokkeld en dat hij er enkel gebruik van heeft gemaakt. Ter zitting heeft klager toegelicht dat zijn voormalig celgenoot, op het moment dat zijn detentie werd beëindigd, aan klager heeft gezegd dat de telefoon opgehaald zou worden door een andere gedetineerde met de Duitse nationaliteit en dat  klager er tot die tijd gebruik van mocht maken. Voorts voert klager aan dat hij heeft vernomen dat hij door de oplegging van de disciplinaire straf zijn detentie niet mag uitzitten in een beperkt beveiligde inrichting (BBI) of zeer beperkt beveiligde inrichting (ZBBI, ook wel half open en open inrichting genoemd). Klager is het niet eens met dit eventuele gevolg van de strafoplegging. Klager voert aan dat hij voor het eerst in detentie zit en graag zou zien dat daarmee rekening wordt gehouden, zodat hij alsnog overgeplaatst kan worden (temeer omdat hij dan hopelijk aanwezig zal kunnen zijn bij de vertoning van een door hem gemaakte film, die binnenkort in het Tuschinski theater vertoond zal worden).

De directeur heeft ter zitting aangevoerd dat gedetineerden zelf verantwoordelijk zijn voor spullen die in hun cel aanwezig zijn en dat klager terecht is bestraft voor het in bezit hebben van contrabande. Op de cel van klager is immers op 15 februari jl. tijdens een celinspectie een aangepaste lader (de lader van een tondeuse) en een mobiele telefoon aangetroffen. De directeur heeft benadrukt dat klager niet is gestraft voor het invoeren van deze voorwerpen. Ten aanzien van de eventuele gevolgen die de oplegging van de disciplinaire straf met zich meebrengt, geeft de directie aan dat deze landelijk zijn vastgesteld door de selectiefunctionaris, zodat deze gevolgen niet kunnen worden aangemerkt als een door de directie genomen beslissing.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager disciplinair is gestraft voor het in bezit hebben van een mobiele telefoon en een oplader. Nu klager heeft erkend dat de telefoon en de oplader in zijn cel zijn aangetroffen en hij bovendien gebruik heeft gemaakt van de telefoon, acht de beklagcommissie klager terecht bestraft. De aan klager opgelegde straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel is in overeenstemming met de in het Sanctie- en Maatregelenbeleid opgenomen Tarieflijst die de directeur voor dit soort gevallen pleegt te hanteren, en ook overigens niet onredelijk of onbillijk. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de gevolgen die het opleggen van de straf voor klager heeft, is de selectiefunctionaris bevoegd.

De beklagcommissie is niet bevoegd te oordelen over bezwaren tegen beslissingen over (over)plaatsing en detentiefasering. Nu in eerste instantie niet was gebleken dat de klacht mede gericht was tegen het (eventuele) gevolg dat klager zijn detentie niet uit mag zitten in een half open of open inrichting, heeft de beklagcommissie geen aanleiding gezien het beklagformulier naar een andere instantie door te zenden.

Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING
De beklagcommissie uit de Commissie van toezicht bij de Penitentiaire Inrichting […]:
Verklaart het beklag ongegrond.