Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2012/016

Datum uitspraak:
06/01/2012
Artikel:
39 Pbw
Samenvatting:
De situatie om te beslissen bij welke van twee rechtszitting, die op één dag vallen, klager zal zijn, levert voldoende noodzaak, waaronder begrepen urgentie, op voor klager om telefonisch contact te hebben met zijn raadsman. Klager had daartoe dan ook in gelegenheid moeten worden gesteld.
Uitspraak:

De standpunten

Het standpunt van klager
Zakelijk weergegeven klaagt klager erover dat hij zijn advocaat niet heeft mogen bellen om met hem te overleggen naar welke rechtszitting hij moest gaan. Klager moest op 9 juni 2011 bij twee rechtszittingen verschijnen, maar wilde voor één zitting aftekenen. Klager hoorde pas op 8 juni dat hij nog een tweede zitting zou hebben op 9 juni 2011. Hij wist al wel eerder van de andere zitting. Het betrof een raadkamer zitting in Rotterdam en een pro forma zitting in Arnhem. Klager wilde voor de zitting waarvan hij op 8 juni hoorde aftekenen en heeft direct bij het openen van de deur bij het personeel aangegeven dat hij hiervoor graag wilde overleggen met zijn raadsman. Er zou echter een nieuwe regel zijn dat hij nog maar één keer per week met zijn raadsman zou mogen bellen. Klager heeft uiteindelijk afgetekend voor de zitting in Arnhem zonder overleg met zijn advocaat.

Klager zou als compensatie een extra bezoekmoment willen hebben.

Het standpunt van de directie
Zakelijk weergegeven is door de directie het standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 8 juni 2011 niet toegestaan om met zijn raadsman te bellen, omdat er ten aanzien van het bellen met zijn raadsman een onwenselijke situatie was ontstaan en klager met grote regelmaat zijn advocaat belde op momenten die klager zelf meende te kunnen bepalen. Klager zat op dat moment in beperkingen opgelegd door de rechter-commissaris. Hij mocht alleen met zijn raadsman bellen. Het klopt dan ook dat klager in principe maar één keer per week met zijn raadsman mocht bellen. De directeur stelt ter zitting dat er in onderhavig geval wel een reden was, die het noodzakelijk maakte dat klager op die dag zijn raadsman moest bellen. Dit rechtvaardigt nog niet dat klager constant op de bel is blijven drukken.

De directeur stelt als compensatie een bedrag van € 5,= voor. In het dagprogramma is weinig ruimte voor een extra bezoek voor klager.

De beoordeling
In artikel 39, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld, ondere andere met zijn raadsman, telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat.

De beklagcommissie is van oordeel dat de situatie waarin klager zich op 8 juni 2011 bevond voldoende noodzaak, waaronder begrepen urgentie, met zich meebracht op grond waarvan klager die dag  in de gelegenheid moest worden gesteld om telefonisch contact te hebben met zijn raadsman. Immers, klager hoorde pas op die dag van een tweede strafzitting op 9 juni 2011 en er moest een keuze gemaakt worden over de zitting die klager zou bijwonen. Het betrokken personeel was hiervan, zo is onweersproken door klager gesteld, op de hoogte. Het beklag wordt dan ook gegrond verklaard.

De beklagcommissie is van oordeel dat een compensatie van € 10,= geboden is. Immers, een beslissing over het wel of niet aanwezig zijn bij een rechtszitting is een beslissing die gevolgen kan hebben voor het verder verloop van klagers strafzaken. Overleg daarover met zijn raadsman wasdan ook van essentieel belang.