Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2011/045

Datum uitspraak:
04/02/2011
Artikel:
30 lid 1 Bjj, 31 en 34 Rjj
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over de afwijzing van zijn verzoek tot incidenteel verlof om de bruiloft van zijn zus bij te wonen. Klager stelt dat er niet zorgvuldig is omgegaan met zijn aanvraag en dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen. De directie merkt op dat in het verweerschrift onterecht is opgenomen dat er toestemming is gevraagd bij de officier van justitie. Dit is niet gebeurd. De aanvraag van klager is door de directeur afgewezen. De directie erkent dat de communicatie beter had dienen te verlopen gedurende de verlofaanvraag. De beklagcommissie oordeelt dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen besluiten de aanvraag van klager af te wijzen. Voorts is de beklagcommissie van oordeel dat niet is gebleken dat van de zijde van de directeur onzorgvuldig is gehandeld.De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond.
Uitspraak:

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van het klaagschrift van […], geboren op […], destijds verblijvende in […], thans verblijvende in […].

1.         De procedure
Het klaagschrift, gedateerd 28 september 2010, is ingekomen op 30 september 2010.

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de stukken waaronder de schriftelijke reactie van de zijde van de directie van 15 oktober 2010.

De klacht is behandeld ter zitting van de beklagcommissie van 26 november 2010. De beklagcommissie heeft bij die gelegenheid klager en namens de directie de heer […] gehoord.

Bij tussenuitspraak van 3 december 2010, verzonden op diezelfde dag, is de behandeling van het klaagschrift heropend om de heer […] namens de directie te horen over welke procedure is doorlopen, of een machtiging tot incidenteel verlof is aangevraagd en hoe en wanneer dit aan klager bekend is gemaakt. Voorts is klager, vanwege zijn overplaatsing, voorafgaand aan het horen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk vragen voor de directeur door te geven.

Op 10 december 2010 en 5 januari 2011 heeft het horen van de directeur niet plaatsgevonden in verband met verhindering van de directeur.


Op 12 januari 2011 heeft het horen plaatsgevonden. Het proces-verbaal is op 19 januari 2011 aan klager verzonden en is hij in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Klagers reactie is op 28 januari 2011 ontvangen (als bijlage bij deze uitspraak gevoegd).

2.         De inhoud van het beklag
Het klaagschrift heeft betrekking op het volgende onderwerp:

-       het verzoek tot incidenteel verlof.


3.         De beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid

De klacht is binnen de wettelijke termijn bij het secretariaat ingediend zodat klager in zoverre in zijn beklag kan worden ontvangen.

Op grond van artikel 65, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) kan een jeugdige beklag doen over een hem of haar betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Het onderwerp waarover wordt geklaagd, wordt aangemerkt als beslissing waartegen krachtens artikel 65 Bjj beklag open staat.

4.         De standpunten

4.1       Het standpunt van klager

Klager stelt zich –zakelijk weergegeven- op het standpunt dat niet zorgvuldig is omgegaan met zijn aanvraag voor incidenteel verlof en dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen. Klager heeft een aanvraag ingediend voor het bijwonen van de bruiloft van zijn zus op 22 september 2010. Door klager is samen met zijn intern traject begeleider een aanvraag ingediend en is een volledige Savry opgemaakt. Bij klager is de indruk gewekt dat de aanvraag was verzonden naar het Ministerie en dat de directeur alleen zou moeten tekenen. Achteraf is gebleken dat de aanvraag nooit is verzonden, ondanks dat klager regelmatig navraag heeft gedaan bij zijn intern traject begeleider. Klager heeft dit kort voor de bruiloft vernomen.

Uit klagers reactie volgt dat betwist wordt dat sprake is van een hoog risico, zoals blijkt uit de Savry. In zijn verlofaanvraag is opgenomen dat recidive op korte termijn in geval van onttrekking op matig wordt geschat. Daarnaast staat klager wel open voor behandeling. Voorts is hem bewust verkeerde informatie verstrekt omtrent de status van zijn verlofaanvraag. Klager verzoekt dat zijn intern traject begeleider hierover wordt gehoord.

4.2       Het standpunt van de directie

In aanvulling op het verweerschrift is opgemerkt dat hierin ten onrechte is opgenomen dat toestemming is gevraagd bij de officier van justitie. Dit is niet gebeurd. Klagers aanvraag voor incidenteel verlof is door de directeur afgewezen om verschillende redenen. Op grond van de Savry was sprake van een hoog risico. Voorts is aan klager een pij-maatregel opgelegd en binnen de inrichting is hij bij veel incidenten betrokken. Daarnaast zou hij bij dit verlof terugkomen in de scene van het delict. Ook is gekeken naar de culturele aspecten voor klager om de bruiloft bij te wonen. Klagers zus was gedurende zijn verblijf van anderhalf jaar in de […] nooit op bezoek geweest. Gelet op deze punten, vooral de uitkomst van de Savry, is besloten om de aanvraag niet te tekenen. Wel heeft de directeur de gedragsdeskundige verzocht de Savry opnieuw te bekijken om zeker te weten dat de uitkomsten daarvan klopten. Op vrijdag 17 september 2010 is definitief besloten om de aanvraag af te wijzen en de maandag daarop is deze beslissing teruggekoppeld aan klager door zijn intern traject begeleider en gedragsdeskundige. Bij de te nemen beslissing zijn in aanmerking genomen de risicofactoren genoemd in artikel 31, tweede lid, onder a, d, f en g van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Reglement). Gedurende de verlofaanvraag had de communicatie beter moeten verlopen, er is veel ruis ontstaan.

5.         De beoordeling

De beklagcommissie overweegt als volgt.

5.1       In artikel 30, eerste lid, van de Bjj is bepaald dat de directeur met machtiging van Onze Minister een jeugdige die in een inrichting verblijf op grond van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, anders dan bedoeld in artikel 29, eerste lid, in de gelegenheid kan stellen de inrichting te verlaten bij wijze van verlof.

In artikel 31, eerste lid van het Reglement is bepaald dat bij de beoordeling van een te verlenen verlof het belang van de jeugdige afgewogen wordt tegen de risico’s voor de continuïteit van de tenuitvoerlegging en voor de maatschappelijke orde en veiligheid. Het verlof kan slechts worden verleend indien de eventuele risico’s aanvaardbaar worden geacht.

In artikel 31, derde lid van het Reglement is bepaald dat bij de inschatting van de risico’s de directeur in ieder geval betrekt:

a.                  de aard van het delict, de door het delict veroorzaakte maatschappelijke onrust en de inschatting van het onvluchtings- of recidivegevaar,

b.                  relevante ervaringen bij eerder genoten verloven,

c.                  recente rapportage over de jeugdige en zijn gedrag in de inrichting betrekt.

In artikel 34 van het Reglement zijn nadere regels opgenomen omtrent de procedure voor het aanvragen van incidenteel verlof.

5.2       De vragen die door de beklagcommissie beantwoord dienen te worden hebben betrekking op de gevolgde procedure inzake klagers aanvraag voor incidenteel verlof en de afwijzing van deze aanvraag.

Naar het oordeel van de beklagcommissie heeft de directeur in redelijkheid kunnen besluiten de aanvraag van klagers incidenteel verlof van 14 september 2010 af te wijzen. De beklagcommissie acht daarbij, gelet op de aanvullende informatie en de onderliggende stukken, van belang dat klagers risicoprofiel een belangrijke rol heeft gespeeld, dat zijn gedrag binnen de inrichting meegewogen is, het belang van zijn aanwezigheid bij de bruiloft en de relatie met zijn zus.

Ten aanzien van klagers opmerkingen over delen van de inhoud van de Savry waaruit blijkt dat sprake is van een matig risico op recidive overweegt de beklagcommissie als volgt. Allereerst merkt de beklagcommissie op dat de risicoafweging marginaal wordt getoetst door de beklagcommissie. Uit het aanvraagformulier incidenteel verlof blijkt dat sprake is van een gemiddelde kans op onttrekking bij dit verlof, met deze begeleiding en maatregelen en is verwezen naar de risicotaxatie (de Savry). Uit de samenvattende beoordeling van het risico in de Savry volgt dat dit als “hoog” is aangegeven. Nu het algehele risico dat uit de Savry blijkt ‘’hoog’ is, is er onvoldoende reden de afweging van de directeur onredelijk of onbillijk te noemen, wat er ook zij van de onderdelen door klager genoemd in beide eerdergenoemde documenten die wellicht tot op zekere hoogte in zijn voordeel spreken.

5.3       Voorts is naar het oordeel van de beklagcommissie niet gebleken dat van de zijde van de directeur onzorgvuldig is gehandeld bij klagers aanvraag van incidenteel verlof. De beklagcommissie stelt vast dat de procedure is gevolgd zoals bedoeld in artikel 34 van het Reglement. Echter door de directeur is niet om advies gevraagd van het openbaar ministerie en is geen machtiging aangevraagd bij het Ministerie omdat door de directeur bij voorbaat de beslissing is genomen de aanvraag af te wijzen op de gronden zoals genoemd in artikel 31 van het Reglement. Op 17 september 2010 is de beslissing genomen en op maandag, twee dagen voor de bruiloft, is aan klager mondeling medegedeeld door de gedragsdeskundige dat zijn aanvraag is afgewezen. De beklagcommissie merkt op dat deze mededeling pas kort voor de bruiloft kwam, maar wijst er in dat verband ook op dat het verlof door klager, hetgeen hij zelf heeft bevestigd, betrekkelijk laat, te weten twee weken voor de bruiloft, is aangevraagd.

Op grond van artikel 62 van de Bjj is niet vereist dat klager een schriftelijke mededeling ontvangt van deze afwijzing, echter gelet op de ontstane onduidelijk verdient het aanbeveling om dergelijke belangrijke beslissingen ook schriftelijk aan de jeugdige mede te delen. Immers, op grond van artikel 34 het Reglement wordt het incidenteel verlof ook schriftelijk aangevraagd bij de directeur.

Ten aanzien van klagers verzoek om zijn intern traject begeleider te horen overweegt de beklagcommissie dat geen aanleiding wordt gezien dit verzoek te honoreren. Van belang wordt geacht dat formeel en materieel de rol van de intern traject begeleider niet doorslaggevend is bij de te nemen beslissing en de procedure zoals deze is voorgeschreven, zoals hierboven is overwogen, is gevolgd. Wel merkt de beklagcommissie op, hetgeen van de zijde van de directeur is beaamd, dat door onduidelijke communicatie naar klager toe ten onrechte verwachtingen zijn geschapen en dat klager beter voorgelicht en op de hoogte had kunnen worden gehouden omtrent zijn verlofaanvraag. Naar de beklagcommissie heeft begrepen heeft dit geleid tot verbeteringen in het gehele proces.

Op grond van het voorgaande is er gegeven de afweging van de directeur geen reden om de beslissing onredelijk of onbillijk dan wel onrechtmatig te achten. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

6.         BESLISSING
De beklagcommissie:

verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming:

25 juli 2011, 11/0579/JA