Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2010/051

Datum uitspraak:
26/08/2010
Artikel:
artikel 37 lid 1 juncto artikel 36 lid 3 Pbw
Samenvatting:
De klacht ziet op het openen van post van de advocaat van klager door een medewerkster van de afdeling Bureau Sociale Dienst. Klager heeft verklaard dat het duidelijk moet zijn geweest voor de medewerkster dat het om post van de advocaat ging, ondanks dat er wellicht geen begeleidende brief aanwezig was. Er zat een sticker op de envelop alsmede een stempel van de advocaat. Op de brief was vermeld ‘van advocaat aan cliënt’. De betreffende medewerkster heeft haar excuses aangeboden, maar ondanks dat wil klager zijn klacht doorzetten. Op grond van artikel 37 Pbw dient de directeur poststukken gericht aan of afkomstig van de in dat artikel genoemde personen en instanties in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde te onderzoeken. In casu is de post geopend in afwezigheid van klager. De beklagcommissie is van oordeel dat de brief evident afkomst was van een van de personen als bedoeld in artikel 37 lid 1 onder i Pbw en derhalve niet in afwezigheid van klager had mogen worden geopend. De directie heeft juist gehandeld door excuses aan te bieden en de brief direct persoonlijk aan klager te overhandigen, dit laat echter onverlet dat klager in zijn belangen is geschaad. Nu inbreuk is gemaakt op het recht van vrij verkeer van post tussen een gedetineerde en zijn advocaat wordt de klacht gegrond verklaard.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ P.I. [...]

[...]
      
De beklagcommissie heeft kennis genomen van de stukken in de beklagzaak van
de heer [...], verder te noemen klager, te weten:

- het klaagschrift van 16 juli 2009 via locatie Demersluis op 21 juli 2010 ingekomen bij de beklagcommissie;
- de schriftelijke reactie van de directie van 23 februari 2010;
- het proces-verbaal rogatoir verhoor van 15 juni 2010;

De inhoud van genoemde stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.

Het klaagschrift is behandeld ter zitting van de beklagcommissie van 26 augustus 2010,
waarbij de [...] en [...], namens de directie, zijn gehoord.

Met toepassing van artikel 67 lid 1 Penitentiaire beginselenwet is de uitspraaktermijn verlengd tot heden.

Op grond van de stukken en het ter zitting behandelde komt de beklagcommissie tot de volgende

Bevindingen
Klager beklaagt zich over het feit dat op 15 juli 2009 post van zijn advocaat is geopend door een medewerkster van de afdeling Bureau Sociale Dienst (BSD).
Tijdens het rogatoir verhoor heeft klager verklaard dat het voor de BSD duidelijk moet zijn geweest dat het om post van de advocaat ging, ondanks dat wellicht geen begeleidende brief aanwezig was. Op de envelop zat een sticker en een stempel van de advocaat en op de brief was bovendien vermeld: 'van advocaat aan cliënt'. Klager wil ondanks de excuses van de medewerkster van de BSD zijn klacht doorzetten omdat hij van mening is dat de directeur moet weten dat deze handelwijze door een medewerkster van de inrichting niet kan en erg vervelend is voor gedetineerden.

De directie heeft in haar verweer van 23 februari 2010 verklaard dat de advocatenpost per ongeluk door een medewerkster van de BSD is geopend, doordat er geen begeleidend schrijven bij aanwezig was. De betreffende medewerkster is met de brief naar klager toegegaan en heeft haar excuses aangeboden.
De directie persisteert bij voornoemd verweer en vult aan dat is overwogen om de geopende brief terug te sturen naar de advocaat. Om onnodige vertraging te vermijden is ervoor gekozen de geopende brief persoonlijk aan klager uit te reiken en daarbij excuses te maken.  

Overwegingen:
Ingevolge artikel 37 lid 1 juncto artikel 36 lid 3 Pbw is de bevoegdheid van de directeur tot het uitoefenen van toezicht op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig of bestemd voor gedetineerden, niet van toepassing op brieven door de gedetineerde gericht aan of afkomstig van de in het eerste lid van artikel 37 Pbw onder a tot en met k genoemde personen en instanties. Indien de directeur de poststukken gericht aan of afkomstig van de in artikel 37 Pbw genoemde personen en instanties wil onderzoeken dient dit in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde te geschieden.

Als onweersproken staat vast dat de post van klagers raadsman aan klager is geopend en dat dit niet in klagers aanwezigheid is gebeurd. Daargelaten of de post conform de voorgeschreven procedure middels een begeleidend schrijven is verstuurd, is de beklagcommissie van oordeel dat de bewuste brief evident afkomstig was van een geprivilegieerd persoon als bedoeld in artikel 37 lid 1 onder i Pbw. De brief had daarom niet op deze wijze mogen worden geopend.

De beklagcommissie is van oordeel dat de directie door de reeds geopende brief meteen persoonlijk aan klager te overhandigen en daarbij excuses te maken transparant en op de juiste wijze op het verboden openen heeft gereageerd. Dit laat echter onverlet dat klager in zijn belangen is geschaad. Er is immers inbreuk gemaakt op het recht van vrij verkeer van post tussen een gedetineerde en zijn advocaat. De klacht zal daarom gegrond worden verklaard.

De beklagcommissie heeft overwogen of aan klager een financiële tegemoetkoming toekomt. De beklagcommissie acht het 'per ongeluk' openen van advocatenpost echter zodanig ernstig, dat niet de indruk moet worden gewekt dat een dergelijke fout door het enkele betalen van een vergoeding goedgemaakt zou kunnen worden. Derhalve laat de beklagcommissie de toekenning van een financiële vergoeding achterwege.
   
Gelet op het vorenstaande komt de beklagcommissie tot de volgende

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond.

Deze beslissing is gegeven te Amsterdam op 26 augustus 2010 door
[...], voorzitter, [...] en [...], leden, bijgestaan door [...], secretaris.