Sla inhoud over

TBS en verlof

Op grond van artikel 37a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechter terbeschikkingstelling (hierna: tbs) opleggen. Er zijn twee vormen van tbs te onderscheiden. Allereerst bestaat er tbs met voorwaarden, terug te vinden in artikel 38 lid 1 Sr. Dit is een lichte vorm van tbs waarbij de reclassering toezicht houdt op de naleving van de gestelde voorwaarden. De tweede vorm is het meest bekend en voorkomend en betreft tbs met dwangverpleging, ook wel verpleging van overheidswege genoemd. Deze vorm is opgenomen in artikel 37b lid 1 Sr.

Hieronder zal alleen de tbs met dwangverpleging behandeld worden, aangezien tbs met voorwaarden inhoudt dat er geen tbs zal worden opgelegd indien betrokkene zich houdt aan de gestelde voorwaarden. Het vraagstuk betreffende verlof is daarom niet van toepassing.[1]

In de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) zijn regels gesteld ten aanzien van de verpleging van overheidswege en de rechtspositie van tbs-gestelden. De doelstelling van tbs met dwangverpleging is neergelegd in artikel 2 lid 1 Bvt:
‘De tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden wordt zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf of maatregel.’

Tbs is dus gericht op de beveiliging van de maatschappij. Om dit te bereiken wordt er gebruik gemaakt van de middelen behandeling en resocialisatie. Verlof dient als resocialisatie-instrument en kan worden aangevraagd in het kader van artikel 50 lid 1 Bvt waarin staat dat:
indien de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van goederen dusdanig is teruggebracht dat het verantwoord is hem of haar tijdelijk de inrichting doen te verlaten, kan het hoofd van de inrichting met machtiging van Onze Minister de ter beschikking gestelde verlof verlenen zich al dan niet onder toezicht buiten de inrichting begeven.'[2]

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft bepaald dat artikel 50 lid 1 Bvt een bevoegdheid aan de directeur toekent om onder voorwaarden verlof te verlenen. Dit artikel levert echter geen verplichting voor de directeur op om verlof toe te kennen. Met andere woorden: de verpleegde heeft op grond van dit artikel geen wettelijk recht op verlof.[3] Het verlof wordt gezien als een essentieel onderdeel van de behandeling, omdat het effect van de behandeling daarmee in de praktijk kan worden getoetst.[4]

Gefaseerd verlof
Aan iedere verlofaanvraag wordt op grond van het Verloftoetsingskader een risicotaxatie betreffende toekomstig gewelddadig gedrag toegevoegd. Deze risicotaxatie is bedoeld om de samenleving te beschermen. Voorheen stelden behandelaars op subjectieve wijze de risico’s vast. Tegenwoordig wordt  er met behulp van een vaste instructie naar verschillende risicofactoren gekeken. De resultaten worden vervolgens niet simpelweg opgeteld, maar zorgvuldig afgewogen. De uiteindelijke uitkomst kan zijn: laag, matig of hoog risico.[5]

Om deze risicotaxatie op te stellen wordt er gebruik gemaakt van verschillende instrumenten:

  • HCR-20, dit is een lijst van risicofactoren, bestaande uit twintig items; tien historische, vijf actuele en vijf toekomstvariabelen. Het resultaat is een laag, matig of hoog geweldsrisico;
  • HKT-30, dit is een instrument waarbij tot een gestructureerd klinisch oordeel over het geweldsrisico in de toekomst komt, naar aanleiding van historische, klinische en toekomstige factoren;
  • SVR-20, hiermee wordt het risico op seksueel gewelddadig gedrag vastgesteld;
  • PCL-R (Psychopathy Check-List-Revised), dit is een checklist die een indicatie geeft voor de mate van psychopathie.[6]


In het kader van het resocialisatieproces wordt de mate van vrijheid tijdens verlof stapsgewijs toegekend. Zo gaat de tbs-gestelde in de regel allereerst met begeleid verlof waarna onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof volgen. Deze verlofvormen staan tevens in artikel 53 lid 1 Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) opgesomd. Hierna kan de rechter, al dan niet contrair aan het advies van de kliniek, oordelen om de tbs (voorwaardelijk) te beëindigen op grond van een langdurig goed verlopen van het verlof.

Als algemene voorwaarde voor verlof geldt dat de verpleegde geen misdrijf zal plegen. Daarnaast kan het hoofd van de inrichting ook bijzondere voorwaarden aan het verlof verbinden (artikel 50 lid 2 Bvt).

Begeleid verlof
Bij deze vorm van verlof bevindt de verpleegde zich buiten de beveiligde zone van de inrichting onder begeleiding van personeel. De begeleiding dient niet zozeer als bewaking, al wordt er wel toezicht gehouden. De eerste paar keer zal de tbs-gestelde begeleid worden door een sociotherapeut en een beveiliger. Vervolgens zal hij worden begeleid door twee sociotherapeuten. Wanneer ook dit goed verloopt zal nog één sociotherapeut de tbs-gestelde begeleiden.

Het begeleid verlof vindt meestal plaats in de eerste fase van de behandeling, maar wordt ook toegepast na een terugval of stagnatie in de behandeling. In principe duurt dit verlof niet langer dan één dag(deel) en is er geen sprake van een overnachting. Dit verlof kan bijvoorbeeld worden aangewend om begeleid boodschappen te doen. Het begeleid verlof kan pas worden toegekend nadat er een gestandaardiseerde risicotaxatie is opgesteld, op basis van de voorgeschiedenis van de tbs-gestelde en de feiten en omstandigheden rondom het gepleegde delict.

Onbegeleid verlof
Bij onbegeleid verlof mag de tbs-gestelde zich zonder begeleiding van personeel buiten de beveiligde zone van de inrichting begeven. Dit verlof kan worden verleend voor de duur van één dag tot een maximum van zes overnachtingen. Deze vorm van verlof wordt gehanteerd in de middenfase van de behandeling en dient meerdere doelen. Zo worden de eerste behandelresultaten getoetst in de praktijk en wordt de planning van de verdere behandeling van de tbs-gestelde bepaald aan de hand van de resultaten van het verlof. Andere doelen van het onbegeleid verlof zijn het onder controle houden van de stoornis en het hieruit voortkomende delictrisico en het bepalen van de re-integratiemogelijkheden. Door middel van het verlof wordt getoetst of de verpleegde vrijheid en verantwoordelijkheid aankan. De voor dit verlof opgestelde risicotaxatie speelt hier  op in. Werkervaring opdoen, een opleiding volgen en familie of vrienden opzoeken behoren tot de mogelijkheden tijdens deze vorm van verlof.

Transmuraal verlof
Wanneer voorgaande fasen van begeleid en onbegeleid verlof goed zijn verlopen of gemotiveerd zijn overgeslagen, dan kan transmuraal verlof worden toegestaan. Bij deze vorm van verlof verblijft de tbs-gestelde meestal langere tijd buiten de muren van de inrichting. Begeleiding in deze fase bestaat uit intensief toezicht en controle op mogelijk delict gerelateerd gedrag. Er wordt in deze fase gekeken of de beëindiging van de behandeling in zicht komt en het is  de laatste fase voor het nog nader te bespreken proefverlof. Het toezicht en de begeleiding vinden op afstand plaats, namelijk vanuit de kliniek. De verpleegde woont tijdens dit verlof niet in de kliniek, maar bijvoorbeeld in een zelfstandige woning, een dependance van de tbs-kliniek, een regionale instelling voor beschermd wonen (RIBW) of een forensisch psychiatrische afdeling van een psychiatrische instelling (FPA). De verpleegde valt nog wel onder de verantwoordelijkheid van de kliniek en moet zich ook aan bepaalde afspraken houden. Met betrekking tot dit verlof wordt er een risicoanalyse opgesteld.

Proefverlof
In artikel 51 lid 1 Bvt is de mogelijkheid voor proefverlof opgenomen. Het proefverlof volgt op de laatste fase van het verlof; het transmuraal verlof. Waar de eerder genoemde verlofvormen gericht zijn op het tijdelijk verlaten van de inrichting, keert de verpleegde met het proefverlof op ‘proef’ daadwerkelijk terug naar de samenleving. Voor goedkeuring van proefverlof is het nodig dat de tbs-gestelde bij het voorgaande transmuraal verlof heeft laten zien dat het gevaar voor recidive zo laag is dat het verantwoord is om proefverlof toe te kennen. Tijdens het proefverlof houdt de reclassering toezicht, maar blijft de tbs-gestelde nog onder de verantwoordelijkheid van de kliniek vallen. In deze laatste verloffase woont de tbs-gestelde zelfstandig, in een RIBW of in een psychiatrische instelling. Na deze fase kan de rechter besluiten om de tbs (voorwaardelijk) te beëindigen.

Op grond van artikel 51 lid 2 Bvt jo. artikel 58 Rvt kunnen er bijzondere voorwaarden aan het proefverlof worden verbonden waarbij de reclassering de tbs-gestelde hulp en steun verleent. In artikel 60 jo. artikel 61 Rvt is bepaald dat de reclassering regelmatig haar bevindingen rapporteert en uit eigen beweging advies kan geven wat betreft wijziging of opheffing van de voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging.[7]

Tot slot kan, ingevolge artikel 53 Rvt, ook incidenteel verlof worden toegekend. Deze verlofvorm staat als enige los van de gefaseerde behandeling. Dit verlof wordt verleend vanwege humanitaire gronden, bijvoorbeeld wanneer een dichtbijstaand familielid in levensgevaar is. Mits de reistijd dit toestaat, duurt dit verlof doorgaans één dag.

Instanties betrokken bij de verlofaanvraag
Vanuit de inrichting waar tbs met dwangverpleging ten uitvoer wordt gelegd, wordt de verlofprocedure gestart. Voor het aanvragen van verlof zijn meerdere instanties betrokken. In het navolgende zullen deze instanties in chronologische volgorde van de verlofaanvraag worden behandeld.

Kliniek
De verlofaanvraag wordt in de tbs-kliniek in een multidisciplinair overleg besproken en in behandeling genomen volgens een in de huisregels vastgelegde procedure.[8] Deze procedure vereist onder meer de goedkeuring van de interne verloftoetsingscommissie en de ondertekening door het hoofd van de inrichting. In de kliniek worden de aanvraag op twee niveaus getoetst. Allereerst wordt de aanvraag getoetst door de directe behandelaars, waarbij een risicotaxatie wordt opgesteld.

De tweede toetsing geschiedt door de behandelverantwoordelijken en wordt ook wel de intercollegiale professionele toetsing genoemd. Bij deze toetsing wordt gekeken naar het plan van risicomanagement met in ieder geval een psychiater en gedragswetenschapper of onderzoeker.

Verlofunit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)
Deze instantie toetst de procedurele kant van de verlofaanvraag volgens het Verloftoetsingskader ter beschikking gestelden.[9] In dit toetsingskader is opgenomen welke informatie nodig is voor een verlofaanvraag, op basis van welke criteria de aanvraag wordt getoetst en onder welke veiligheidsvoorwaarden de minister een machtiging verleent.

Adviescollege Verloftoetsing TBS
Het adviescollege verloftoetsing (hierna: AVT) is in theorie de enige instantie zijn die zich inhoudelijk buigt over de verlofaanvraag. Na afloop van de toetsing geeft dit college advies op basis waarvan de minister een besluit neemt. Indien het AVT negatief adviseert, dan is de minister verplicht om dit advies te volgen. Wanneer de AVT  positief adviseert, dan is de minister wel bevoegd om anders te beslissen. Van een dergelijke afwijking is niet vaak sprake.

Naast het adviseren heeft het AVT ook de mogelijkheid om een verlofaanvraag aan te houden. Dit gebeurt als het AVT de beschikbare informatie onvoldoende acht om een advies uit te brengen. Wanneer het AVT aanvullende informatie nodig heeft, dan kan dit bij de tbs-kliniek zelf worden opgevraagd. Er kan bijvoorbeeld gevraagd worden naar een concreet stappenplan of naar verduidelijking van de resultaten van een instrument voor risicotaxatie. Ook kan de AVT verzoeken om een second opinion. Het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP) brengt dan de risico’s en de veiligheid van het verlof in kaart. Hierna zal er alsnog een advies volgen hetgeen negatief zal luiden indien het veiligheidsrisico nog steeds onduidelijk is.[10]

De procedure tot het verkrijgen of verliezen van een verlofmachtiging
Op grond van artikel 50 lid 1 Bvt jo. artikel 53 lid 2 Rvt verzoekt het hoofd van de inrichting de minister om een verlofmachtiging. Wanneer verlof wordt toegestaan, kan de tbs-gestelde indien nodig een reiskostenvergoeding ontvangen wanneer geen andere wettelijke regeling hierin voorziet (artikel 56 Rvt).

Een verlofmachtiging wordt gegeven voor de duur van één jaar en kan ook inhouden het meermalen verlenen van een bepaalde vorm van verlof. In het geval van incidenteel verlof is er sprake van een eenmalige machtiging. Voordat er een nieuwe machtiging wordt verleend, moet er eerst door de inrichting een evaluatie van de oude machtiging worden opgestuurd naar de minister, twee maanden voordat deze machtiging verloopt.

In de volgende gevallen vervalt de eerder afgegeven verlofmachtiging van rechtswege:

  • Indien de verpleegde  tijdens onbegeleid verlof (inclusief transmuraal verlof en proefverlof) langer dan 24 uur ongeoorloofd afwezig is geweest; overmacht uitgezonderd  (artikel 53 lid 2 sub 1 Rvt;).
  • Indien het hoofd van de inrichting van het Openbaar Ministerie verneemt dat de verpleegde als verdachte wordt aangemerkt van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, begaan tijdens de tbs met verpleging (artikel 53 lid 2 sub 2 Rvt);


Wanneer de verlofmachtiging op grond van bovenstaande gronden van rechtswege is vervallen, dan wordt de tbs-gestelde minstens één jaar geen verlof toegekend. Dit is opgenomen in artikel 17 lid 1 Verlofregeling TBS

Op 12 januari 2015 heeft de taskforce behandelduur tbs haar aanbevelingen aan staatsecretaris Teeven gepresenteerd.[11] Aangaande de maatregel ‘1 jaar geen verlof’ pleit deze taskforce voor verscherping van de criteria. Zo achten zij de verhouding tussen het voorval en de te nemen maatregel vaak niet juist. De maatregel draagt bovendien stevig bij aan de verlenging van de behandelduur. Daarom beveelt de taskforce aan om vaker gebruik te maken van de ‘hardheidsclausule’. Op basis van deze clausule kan in bepaalde gevallen worden afgezien van toepassing van de maatregel indien zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich daartegen verzetten. Op 12 februari 2019 is de verlofregeling TBS gewijzigd, waaronder artikel 17. Met het gewijzigde artikel 17 is de maatregel ‘1 jaar geen verlof’ niet langer van toepassing in het geval het openbaar ministerie besluit de strafzaak te seponeren of eindigt door middel van een transactie of een strafbeschikking. Voor dit soort gevallen geldt dat de aard van het vergrijp niet in verhouding staat tot de gevolgen van de maatregel. De maatregel ‘1 jaar geen verlof’’ geldt niet voor het geval een tbs-gestelde binnen het jaar wordt vrijgesproken. In dat geval kan direct na bekendmaking van de onherroepelijke uitspraak een nieuwe verlofaanvraag worden ingediend.[12]

Voorgestelde wijziging artikel 17 Verlofregeling TBS
In het huidige artikel 17 van de Verlofregeling TBS is nu bepaald dat indien de verlofmachtiging wordt ingetrokken bij ongeoorloofde afwezigheid na een verlof of in het geval van verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten voor de terbeschikkinggestelde voor de duur van één jaar geen nieuwe verlofmachtiging kan worden aangevraagd.[13]

De wijziging van de Verlofregeling TBS houdt in dat artikel 17 leden 1 en 7 worden gewijzigd en dat de leden 2 tot en met 6 komen te vervallen. Het gevolg van deze wijziging is dat de maatregel ‘één jaar geen verlof’ voor beide voornoemde gevallen, ongeacht de fase van het verlof, wordt afgeschaft. Indien een verlofmachtiging vanwege ongeoorloofde afwezigheid na een verlof van rechtswege vervalt of door de minister wordt ingetrokken kan een nieuwe verlofmachtiging worden verleend in die gevallen waarin dat behandelinhoudelijk is geïndiceerd en dat verlof veilig en verantwoord kan worden vormgegeven.[14]

Voor meer informatie over het wetsvoorstel het het RSJ-advies, klik hier.

Intrekken van verlof
Naast het vervallen van rechtswege kan de minister de verlofmachtiging ook intrekken, aldus artikel 53 lid 3 Rvt. Dit kan op twee verschillende manieren, namelijk individueel of categoraal. De minister zal een individuele verlofmachtiging intrekken wanneer de tbs-gestelde de aan het verlof gestelde voorwaarden heeft overtreden. Ook kunnen er  feiten en omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging bekend waren geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend. De categorale intrekking kan inhouden dat per inrichting of per afdeling alle verlofmachtigingen worden ingetrokken. Hiertoe kan de minister overgaan indien er aanwijzingen zijn dat zich daar een patroon voordoet van meerdere onttrekkingen of andere incidenten.

Het hoofd van de inrichting is niet bevoegd om de machtiging in te trekken, maar kan in bepaalde gevallen wel het verlof intrekken. Zo kan het verlof worden ingetrokken indien de veiligheid van de samenleving dit eist, het hoofd van de inrichting aangifte heeft gedaan of als de tbs-gestelde zich niet aan de voor het verlof gestelde voorwaarden houdt. Een dergelijke voorwaarde kan bijvoorbeeld zijn het meewerken aan een elektronisch volgsysteem, artikel 53 lid 7 Rvt. Dit houdt in dat de verpleegde en de kliniek een signaal ontvangen wanneer de tbs-gestelde de grenzen van het bedoelde gebied overschrijdt.[15],[16]

Proefverlof en rechtsmiddelen
Het hoofd van de inrichting kan bij de minister ook een machtiging voor proefverlof aanvragen. Ingevolge artikel 54 lid 2 Rvt wordt bij dit verzoek een proefverlofplan overlegd, welk document de inrichting in samenwerking met de reclassering heeft opgesteld.

De tbs-gestelde kan op grond van artikel 69 lid 1 Bvt in beroep gaan tegen de individuele of categorale intrekking van een verlofmachtiging door de minister. Ook staat bij de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht beklag open in geval het hoofd van de inrichting het verlof heeft ingetrokken. Voor de tbs-gestelde staat geen rechtsmiddel open indien het hoofd van de inrichting geen verlof heeft aangevraagd, de evaluatie van het voorgaande verlof niet tijdig heeft ingediend, de minister de verlofmachtiging niet heeft verleend of de verlofmachtiging vervalt.[17]

Verlof bij bijzondere groepen
Longstay
In sommige gevallen is een tbs-gestelde nog steeds gevaarlijk, maar (voorlopig) niet meer behandelbaar. Deze tbs-gestelden komen op een longstay-afdeling terecht, waar de dagbesteding  gericht is op het leren omgaan met de stoornis in plaats van de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij. Alhoewel dit voor de tbs-gestelde een uitzichtloze situatie kan opleveren, is er een kans aanwezig dat er een nieuw behandelperspectief ontstaat.

De rechter toetst elke twee jaar opnieuw of verlenging geoorloofd is. Om de veiligheid van de samenleving te waarborgen is er voor tbs-gestelden op deze afdeling alleen begeleid verlof mogelijk.[18] Dit is echter anders voor tbs-gestelden die nog wel op de longstay-afdeling verblijven, maar wachten op een overplaatsing omdat de longstay-indicatie is komen te vervallen.[19]

Vreemdelingen
Het kan voorkomen dat het nog niet duidelijk is of een vreemdeling aan het eind van de maatregel Nederland moet verlaten. In principe worden deze vreemdelingen op gelijke wijze behandeld, behalve dat er een uitgebreidere toetsing plaatsvindt wat het ontvluchtingsrisico betreft. Indien de vreemdeling aan het eind van de maatregel Nederland moet verlaten, wordt er geen verlof verleend. In geval er tijdens de maatregel alsnog bekend wordt dat de vreemdeling na afloop Nederland moet verlaten, dan komt de verlofmachtiging te vervallen.[20]

-----------------------------------------------------------------------------------------

[1] E. Muller, P. Vegter, Detentie: Gevangen in Nederland, Alphen aan de Rijn: Kluwer 2005, p. 203.

[2] E. Muller, P. Vegter, Detentie: Gevangen in Nederland, Alphen aan de Rijn: Kluwer 2005, p. 206-207.

[3] RSJ 9 mei 2005, nr. 05/219/TA.

[4] E. Muller, P. Vegter, Detentie: Gevangen in Nederland, Alphen aan de Rijn: Kluwer 2005, p. 222.

[5] P.J. Koppen e.a., Reizen met mijn rechter. Psychologie van het recht, Deventer: Kluwer 2010, p. 1040-1041.

[6] F.C. Koenraadt e.a., Het verlof van de ter beschikking gestelde. Het adviescollege Verloftoetsing TBS in de route van aanvraag tot beslissing, Utrecht: WODC, Ministerie van Justitie 2010, p. 59.

[7] Rijksoverheid, <www.rijksoverheid.nl>; alle onderwerpen, tbs, verlof tijdens tbs. C. Kelk, Nederlands Detentierecht, Deventer: Kluwer 2008, p. 386-387.

[8] Artikel 53 lid 4 en 5 RVT.

[9] Dienst Justitiële Inrichtingen, Ministerie van Justitie, ‘Verloftoetsingskader Ter beschikking gestelden 2009’ <www.dji.nl>.

[10] F.C. Koenraadt e.a., Het verlof van de ter beschikking gestelde. Het adviescollege Verloftoetsing TBS in de route van aanvraag tot beslissing, Utrecht: WODC, Ministerie van Justitie 2010, p. 64-67

[11] Rapportage taskforce behandelduur tbs, 22 december 2014,  p. 5. 

[12] Staatscourant 2019, 9468.

[13] Ex artt. 53, tweede lid, en 57, vierde lid, Reglement verpleging ter beschikking gestelden.

[14] Memorie van Toelichting Voorstel wijziging van de Verlofregeling TBS in verband met het afschaffen van de maatregel ‘één jaar geen verlof’ (versie van 27 januari 2021), p. 2.

[15] F.C. Koenraadt e.a., Het verlof van de ter beschikking gestelde. Het adviescollege Verloftoetsing TBS in de route van aanvraag tot beslissing, Utrecht: WODC, Ministerie van Justitie 2010, p. 20-22.

[16] Tijdelijke regeling verlof met elektronisch volgsysteem.

[17] RSJ 6 oktober 2006, RSJ 06/517/TR.

[18] C. Kelk, Studieboek Materieel Strafrecht, Deventer: Kluwer 2005, p. 518.

Rijksoverheid, Ministerie van Justitie, “Vraag en antwoord” (<www.rijksoverheid.nl>; documenten en publicaties, onder vragen en antwoorden, “waar blijven uitbehandelde…maatschappij”).

[19] E. Muller, P. Vegter, Detentie: Gevangen in Nederland, Alphen aan de Rijn: Kluwer 2005, p. 224.

[20] E. Muller, P. Vegter, Detentie: Gevangen in Nederland, Alphen aan de Rijn: Kluwer 2005, p. 224.